De gezworenen kwamen dus niet klaar met vergaderen en inspecteren, maar moes ten ook daadwerkelijk meewerken. Dat de in 1632 ondernomen werken zeer belang rijk waren blijkt wel uit het eindcijfer van de rekening van de Vijfambachten, dit jaar f 175. 530, -. Voor dien tijd een buitengewoon groot bedrag. 1682, 't MOEILIJKSTE JAAR Zoals gemeld, was er in 1682 een 2de. dijkdoorbraak. Na dagenlange storm en bui tengewoon hoge vloed op 26 januari begaf de dijk het en stroomde het water Walche ren binnen. De pas benoemde commies Is aak Gilles, die nog geen week in functie was, bleek de sterke man van die dagen te zijn. Voor zijn goede diensten kreeg hij een perceel weiland in vrij gebruik, tegen aan den dijk. Het kreeg de naam van commiezenweitje. De opvolgers van Gilles behielden het recht van gebruik, tot in 1856 het weitje door het Polderbestuur werd verkocht en het gebruiksrecht verviel. De naam commiezenweitje bleef echter bestaan tot het bombardement van 3 oktober 1944 een eind maakte aan het weitje. Het is onder water verdwenen en in zijn ge heel weggespoeld. Uit alle beschikbare gegevens blijkt, dat 1682 een moeilijk jaar is geweest. De ingelanden werden extra zwaar belast. Materialen als palen, rijs hout en stro waren bijna niet te krijgen. Hierdoor verschenen geen aannemers op de aanbestedingen. Werkvolk trachtte men te halen uit Brabant. De bemoeiingen van de Staten van Zeeland werden steeds groter. Maar de Staten van Walcheren gaven geen krimp en voerden de plannen uit zoals ze die zelf vast stelden. Door de zware polderlasten waren de inkomsten zeer hoog, f 434.928, -. Maar nog konden alle uitgaven niet bestreden worden. Een extra dijkgeschot werd ook nog in de drie daarop volgende jaren geheven. Zeer dikwijls kon het loon aan de dijkwerkers niet worden uitbetaald, waardoor zij onwillig werden om te werken. IN 1760 OPNIEUW VERSTERKT In 1760 is de dijk tot 2600 m. uitgegroeid, heeft 18 paalhoofden en 10 paalhoofden op het strand. Een breed staketwerk was op heest gevaarlijke deel van de dijk ge bouwd. De buitenhelling was steeds flauwer gemaakt, waardoor men dus toegaf aan het principe "het wreet ende stuyr element met soetighheyt te leijden". Het is ondoenlijk om de technische ontwikkeling van de dijk in dit korte bestek weer te geven. Ik heb mij laten verleiden om enkele details neer te schrijven die een klein overzicht geven van het ontstaan en de verdere groei van dit monster onder de dijken. Sinds 1812 is de voet van de dijk steeds meer landwaarts gebracht, werd meer overgegaan tot steenglooiing, zij het dat men pas in en na 1868 basaltglooi ing heeft geplaatst. De grote overgang op basalt vond in 1882 plaats. DE PAALWORM Omstreeks 1730 vertoonde zich langs de hele Nederlandse kust de paalworm in grote hoeveelheden, waardoor de paalhoofden en het staketwerk veel te lijden kre gen. Op aanbeveling van Jacobus Isebrandi Harkenroth pred. te Appingedam, werden bid- en vastendagen gehouden, doch dit mocht niet baten; de paalworm bleef met zijn vernielend werk doorgaan. Men ging toen de palen bespijkeren met nagels met grote, platte koppen, ter grootte van de huidige gulden, zodat de paal worm bijna geen kans meer kreeg zich in de palen te boren. Vanwege de hoge kosten moest men ook hiermee stoppen. In 1790 had men uitge rekend, dat men in 59 jaar op die manier aan extra uitgaven f 2. 707. 871, 30 had betaald. Later werd het creosoteren van palen toegepast, dat vrij afdoende is ge bleken. De stenen die aan de voet van de dijk werden gestort namen steeds grotere afmetingen aan. Steenblokken van 1500 tot 2000 kilo en meer waren geen uitzonde- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 11