DE GESCHIEDENIS Om van deze dijk iets meer te weten te komen dient men in de geschiedenis te dui ken, hetgeen ik zal proberen te doen door te neuzen in de archiefstukken, mij be reidwillig door de heer Postma, districtshoofd van de Noord Watering in bruikleen afgestaan. Verder heb ik geraadpleegd de "Nieuwe Drentse Volksalmenak" van 1952, een uitgave van Gorkum en Co. N. V. te Assen, "Neerlands Volksleven 1961" en "Westkapelle, hare bevolking, Westkappelse dijk", 1972 van de geschiedschrij ver K. Baart. Ik vind dan allereerst een lezing, gehouden door H. van Gelderen, ing. van de Pol der Walcheren, voor het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen in 1914. Hij spreekt daar over het z. i. z. meest belangrijke werk, zoal niet van Zeeuwsche kunst, dan toch van Zeeuwsche durf en volharding, de Westkappelse dijk, tot ver buiten de grenzen van ons land bekend en beroemd. In het Rijksarchief in Zeeland bevindt zich een kaart die overeenkomt met een kaart in de "Nieuwe Cronyk van Zeeland" van Smallegange die de toestand van de kust aangeeft in 't jaar 1274. Daarop komt voor het "eiland Schonevelde", dat een groot deel van de mond van de Westerschelde vult. Maar, zegt spreker, met oude kaarten moet men voorzichtig zijn. 'Wahrheit und Dühtung" worden dikwijls met grote vrijmoedigheid door elkaar gehaald. Vanwege dit eiland zouden de schepen beschutting hebben gevonden, waar door Westkapelle een handelsplaats werd. Echter werd dit eiland in 1377 door de zee overspoeld waardoor Westkapelle zijn scheepvaart en handel verloor. Vanaf dien tijd moet de zee dan ook steeds heviger aanvallen op de Westkappelse kust hebben gedaan. Die kust bestond uit duinen. Zij werden voortdurend zwakker. Van dien tijd af begon men aan kustverdediging te denken. Den 14 juni 1432 togen de abt en de magistraat van Middelburg naar Westkapelle om de schade in ogen schouw te nemen, "overmits de dunen zeer verminderden en wechscuerden ende want die goede luiden van Westcapelle begheiden te hebben aan dien dijkkijn". Dit moet het begin van de Westkappelse dijk zijn geweest. In het midden der 16e. eeuw was het duin reeds over 2000 m. lengte als dijk bewerkt. Er waren 11 paal hoofden geplaatst. Grote hoeveelheden rijshout en steen werden verwerkt. De steen kwam uit Vlaanderen, uit de omgeving van Doornik en Vilvoorde. Vandaar dat men nog spreekt van Vilvoordse en Doornikse steen. Toch bleef het een wankele kust verdediging die jaar op jaar grote sommen geld kostte. Desondanks slaagde de zee er slechts 2 maal in de dijk te doorbreken en wel in 1531 en 1682. HET INSTANDHOUDEN In 1632 vond het waterschapsbestuur de toestand van de Westkappelse kustverdedi ging zo treurig en gevaarlijk, dat zij een 5 tal deskundigen van buiten Walcheren uitnodigde een advies te verstrekken over hun opvattingen betreffende de dijk. Op 14 maart van dat jaar kwam het advies binnen van deze wijze mannen onder lei ding van Christiaan de Vager, opper dijkgraaf van den lande van Schouwen. In een uitvoerig rapport vind ik o. a. "dat den geheelen dijck te stijl staet ende weijnig beloops is hebbende, insonderheyt boven de hekeltuijnen, welcke stijlte ver- oorsaekt meerder geweld van water, 't welck zijnde wreet ende stuyr element, met soetigheyt moet worden geleijt". Tezelfdertijd kwamen adviezen binnen van de drie dijkgraven en de drie commiezen van de Oost-, Zuid- en Westwatering en van de dijkgraaf, gezworenen en commies van de Vijf Ambachten (tegenwoordig Noordwatering). Wel een bewijs hoe ernstig men de situatie inzag. Gehoord één dezer adviezen werden alle luyden uit Walcheren ontboden, te comen carren tsy 3 M dagen te weecke voor 50 stuivers daags, mits er altijd een gezwo rens carré voorrijd. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 10