dat vervangende molens dikwijls op een andere plaats herbouwd werden. De wallen hadden hier voor plaatsing der molens dikwijls de voorkeur. Voor watermolens misschien te verklaren, omdat door uitbreiding dijk, vesting en havenwerken de omstandigheden van waterloop steeds anders werden. In 1489 wordt er een watermolen aan het Mastkraanslop gebouwd, die in 158 3 vervangen wordt door een molen bij de Stenenbeer. Hetzelfde gebeurt Aagje Dekenstraat in 1614, en in 1690 nogmaals bij de Rammekenspoort (in 't ver lengde van de tegenw. Palingstraat, op het werkterrein van de K. M. De Schel de); deze laatste blijft staan tot 1816, doch in 1812 is de eerstgebouwde aan de Spuistraat verdwenen. Tot slot werd er nog een molen gebouwd bij het droog dok in 1705, die tot 1834 blijft staan. De afbraak van deze molen sluit het tijd perk van watermolens in Vlissingen af. Wat de windmolens betreft, zien wij een soortgelijk beeld. Op de Zeemanserve, (achter de tegenw. Langezelke, Torenstraat) heeft er een gestaan, gebouwd vöör 1550. Op de Leugenaar (Blvd.de Ruyter, bij de nieuwe huurflats) een, ge bouwd in 1581. De Zeemanserve is vervangen in 1626 door een molen buiten de stad, de Oostmolen (richting abattoir) genaamd. In 1656 is deze weer vervan gen door een op het Quintijnsbolwerk (Dam-Molenstraat) tot 1754. In 1695 werd er een gebouwd op Baerlandsbolwerk (ongeveer de Kom, t. h. v. Glacis straat), in 1711 op Cronenburgsbolwerk (thans ter rein K. M. De Schelde, t. h. v. voorma lig Arsenaal), in 1737 op Kasandsbolwerk (aan zee, verderop van Oranjemolen), in 1650 de Oranjemolen op het Oranjebolwerk. Vervolgens in 1742 een molen op de Wijnbergsekade, in 1771 op de Rotonde (nabij Vissershaven), in 1820 op de Dam en tot slot in 1856 een aan de Kerkhoflaan. Van al deze genoemde molens is alleen de Oranjemolen nog over. In genoemd tijdsbestek zijn er nog twee zaagmolens geweest, drie keer een kruitmolen, waarvan er twee in de lucht gevlogen zijn en de laatste in 1809 ge sloopt is. In totaal dus 23 molens. (6) Naast deze noemt A. de Bad in "De Oranjemolen" nog twee andere, n. 1. een pel en een snuifmolen. Winkelman(7) noemt als functie van de molens o. a. ook nog het malen van tras, schors en er waren meerdere oliemolens, die echter wel in de reeds genoemde 23 begrepen zullen zijn. Vbör de tweede helft van de 17e. eeuw werden er nog weinig of helemaal geen stenen molens gebouwd. Tot deze periode waren het houten, van het type standaardmolens. Daarom menen wij te kunnen verklaren dat er zovele verdwe nen zijn door brand of storm. Daar wind- en waterkracht eeuwenlang de enig bekende energiebron was, werd de molen voor vele doeleinden benut. Specerijen, olie, rijst, blauwsel, laken, papier, verf, mosterd, chocolade, run en tras (8) zijn allemaal producten die boven de reeds genoemde Vlissingse snuif-, pel-, gort- en houtzaagmolens een belangrijke bijdrage leverden aan de economische ontwikkeling van ons land om streeks 1700-1800. MOLENS ELDERS Tot in de vorige eeuw stonden er acht houtzaagmolens bij Nieuwland. De houten standaardmolen is in onze tijd een zeldzaamheid geworden. Gedurende de 14e. eeuw en later kwamen er voortdurend molens bij. Voornamelijk de wallen der steden waren uitmuntende plaatsen om de wind te vangen. Een standaardmolen gebouwd op een stadswal is nu nog te zien in Heusden a/d Maas. In Zeeland zijn ze ook nog te vinden te St. Annaland, Kruiningen, Retranchement en Honte- nisse.(9) Ook de waterhuishouding in ons land heeft veel profijt van molens gehad. Diver se waterrijke gebieden en polders zijn door batterijen van molens leeggepompt 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 14