van waterraderen molenstenen in beweging volgens het principe dat nu nog in Limburg op molens met een waterrad te zien is. (l) Aan diezelfde Romeinen wordt de uitvinding toegeschreven van de hedendaag se beschuit. Door het brood tweemaal te bakken, wordt het droog en langer houdbaar en als zodanig kon het met de legers meegevoerd worden. (2) Vanaf de Romeinse tijd, omstreeks het jaar 100, tot aan de vroege Middel eeuwen, 1000 - 1100, is geen vooruitgang bekend. Het verder nieuws komt van de Kruisvaarders, die in Klein-Azië reeds wind molens aantroffen; waarschijnlijk van hetzelfde type dat heden ten dage nog op Kreta en in Griekenland voorkomt, d. w.z. molens met een vaste, dus niet draaibare kap, welke met 6 of 8 roeden (geen wieken) uitgerust zijn, waartus sen fokvormige zeilen kunnen worden gespannen. Vermoedelijk hebben de Kruis vaarders deze eenvoudige molenvorm naar Europa meegebracht. De eerste korenmolens die op de wallen der steden werden gebouwd, waren ook niet draaibaar op de wind, doch stonden zuidwest opgesteld, naar de wind richting die hier het meest voorkomt. Volgens de gegevens blijkt dat in 1299 een klooster te Sint-Oedenrode al in het bezit was van een zgn. houten standaardmolen, die wel op de wind gedraaid kon worden. 3) DE EERSTE KORENMOLEN OP WALCHEREN In onze omgeving weten wij uit de gepubliceerde onderzoekingen dat te Vlissin- gen in 1294 door de ambachtsheer Willem Gillesz een molen verkocht is aan Graaf Willem van Henegouwen. Vermoedelijk betrof dit de Oplandmolen op Kou dekerks gebied. (4) Dezelfde Graaf heeft begin 1300 nog een watermolen laten bouwen, welke ge staan moet hebben in de omgeving van de Spuistraat in Vlissingen. Deze molen bleek een prima bron van inkomsten te zijn, want in 1318 bedroeg de pachtprijs 20£, in 1330 50£, in 1340 72£ en in 1360 162£. Hier ziet men een wel abnor male stijging van de pachtprijs, die in 40 jaar achtmaal zoveel bedroeg als in het begin, wat vermoedelijk een gevolg was van een toenemende behoefte aan meel, door een zich vermeerderende bevolking. (4) Die toename der bevolking werd niet alleen in Vlissingen gesignaleerd; de graanverbouw tijdens de Middeleeuwen was in ons gehele land onvoldoende om de behoefte te dekken en diende daarom te worden aangevuld door invoer. Deze import, voornamelijk uit de Oostzeelanden, heeft veel bijgedragen tot de ontwikkeling van de internationale handel, welke vooral van 1500 tot 1700 tot zeer grote bloei kwam. Holland exporteerde zijn producten: laken, haring, bo ter en kaas naar de Oostzeelanden en liet de schepen met graan en hout terug keren. Geleidelijk kreeg ons land de functie van centrale stapelmarkt, ontstaan door dit goederenverkeer tussen Noord- en Zuidwest-Europa. Bij deze handel speelde het graan een zeer belangrijke rol. (5) Dat deze graanhandel ook in ons gewest van invloed is geweest, kunnen wij he den nog zien aan de uit die tijd daterende graanpakhuizen in Middelburg. De in de 19e eeuw sterk toegenomen emigratie naar Amerika gaf mede een stoot tot het ontsluiten van enorme gebieden voor de graanteelt, welke tot in deze tijd nog een belangrijk deel der behoeften dekt. VLISSINGSE MOLENS MET JAARTALLEN Laten wij weer terugkeren naar Vlissingen, al kunnen we anno 1500 alleen maar via jaartallen vertellen. Wij zien echter hier uit dat het molenbestand der stad dikwijls aan verandering onderhevig was, en een typische bijzonderheid is, 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 13