De vraag of veerrecht tot de ambachtsgevolgen behoort al ver
meldt de leenakte dit gevolg niet is ten gunste van de ambachts
heren beslist door de aanvulling van de keur van Zeeland van
1^95gedaan in 1515 door de graaf, de latere Karei V. Om
streeks 1650 heeft de Hoge Raad van Holland en Zeeland in een
zaak over Zeeuwse ambachtsrechten ten onrechte het Hollandse
stelsel toegepast. Dit kwam erop neer, dat de ambachtsheer de
gevolgen van zijn ambacht moest bewijzen zo deze niet in de
leenakte waren vermeld.
Nadat de ambachtsgerechtigden van Baarland en Kruiningen om
streeks 1880 hun veren tijdelijk hadden opgeheven verjaarde
een eventuele vordering tegen de provincie c.q. de provinciale
stoombootdienstwelke inbreuk maakte op het monopolie van de
ambachtsheren, zodat het heerlijk overzetveer niet meer kon
worden uitgeoefend, na verloop van dertig jaren. De Verenwet
van 1921 heeft een regeling getroffen over het vervallen van
de veerrechten tengevolge van niet-gebruik na vijf jaren, of
door de feitelijke verlating van het veer gedurende één jaar,
na het inwerkingtreden van die wet. Ingeval de veerrechten
zijn vervallen is ieder bevoegd een veer in te stellen met
inachtneming van de wettelijke bepalingen.
Bij het aanleggen van bruggen heeft in 'Zeeland steeds overleg
met en schadeloosstelling van de ambachtsheren plaatsgehad.
Elders heeft de overheid geen veerrechten afgekocht, hetgeen
tot processen aanleiding heeft gegeven.
Ingeval tengevolge van een oorlogstoestand, overstromingen, of
dreigementen van andere schippers niet kon worden overgezet
behoefde de veerman geen pacht te betalen. Later bepaalde de
magistraat van IJzendijke in 1692 en het stadsbestuur van
Arnemuiden in 1708 dat de pachter nooit aanspraak kon maken
op verlaging van de pachtsom. Deze gevallen bleven echter uit
zonderingen. In de Eranse tijd kon de pachter geen verlaging
vragen wegens onvoorziene gebeurtenissen als watervloeden,
droogte, ijsgang, overstromingen en dergelijke.
Het instellen van een ander overzetveer naast een bestaand
veer is slechts bij drie veren voorgekomen (Duiveland, Kapelle
en Zuiddorpe). Degene die het oorspronkelijke veer liet uit
oefenen werd in rechte in het bezit gehandhaafd.
In zes gevallen maakte een andere schipper inbreuk op het mono
polie van de rechthebbende gedurende de 17e en 18e eeuw. Slechts
twee keer werd de overtreder gedaagd voor het plaatselijk ge-