van Veere uit dat geslacht, en van bastaardtakken van Bourgon- diëafstammelingen van Philips de Goede, die zijn volle nicht Jacoba in 1V33 dwong afstand te doen van de graafschappen Hol land en Zeeland. Van familieleden van de graaf als heer Jan van Beaumont (overleden 1356), broer van graaf Willem III, zijn archiefstukken bewaard, welke een indruk geven van het gebruik van enige veren in de veertiende eeuw Welzinge op Walcheren; op het eiland Borssele; in Zuid-Beveland beoosten Yerseke; het veer van (Oud)Campen - later Kamperland -; een veer van Drei- schor naar Duiveland en één naar Zierikzee, alsmede van Schaker- loo naar Beimerswaal en van de stad Tholen naar Halsteren, later de Boudewijnspolder (thans Auvergnepolderin Brabant. De heerlijkheden zijn in de loop der tijden niet zelden in ande re families overgegaan. Hierbij zijn ongetwijfeld archiefstukken- verloren gegaan, welke een inzicht hadden kunnen verschaffen in de rechtsgeschiedenis der veren. Al vermeldt de leenakte van een ambachtsheerlijkheid geen of andere gevolgen dan veren, men moet voor Zeeland aannemen, dat het recht van veer als gevolg is verbonden aan de ambachts heerlijkheid, tenzij het tegendeel blijkt. Dit wordt bevestigd bij de aanvulling van de keur van Zeeland uit 1^95, vastgesteld door de graaf, de latere Keizer Karei V, in 1515. Daarbij werd bepaald welke gevolgen aan alle ambachten waren verbonden, waar onder de veren. De graaf verstond in de Middeleeuwen sedert 13^0 onder de veren niet alleen de overzetveren maar tevens de veren over grote af standen, welke na 1600 beurtveren worden genoemd. Een aantal ambachtsheren in Zeeland hebben sedert de zeventiende eeuw beurt- en marktveren ingesteld op grond van het hen toekomende recht van veer. De heerlijke veerrechten zijn voor het eerst beknot ingevolge de Franse wetgeving van omtrent 1800, welke in het latere Zeeuwsch-Vlaanderen na de afstand van dat gebied aan de Franse republiek in 1795 werd ingevoerd en op de Zeeuwse eilanden in 1811. Ter uitvoering van wettelijke regelingen stelde de prefect in 1810 vastdat de pachters der veren voorlopig werden gehand haafd, maar dat zij de pacht ingaande 1 januari 1811 moesten betalen aan de ontvanger van de ''Droits réunis". De veerpach- ters hebben aan dit voorschrift voldaan. Ingaande 1 juli 1812 verpachtte de direkteur van de "Droits réunis" zeven veren tussen de Zeeuwse eilanden en over de Eendracht. De overige veren bleven verpacht door of vanwege de ambachtsheren c.q. stadsbesturen onder goedkeuring van de prefect.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 14