Verdwijnend bezit uit gen stodslijk mus sum. In Vlissingen hebben eigenaren van panden in de balstraat, net tuinen en achterplaatsen aan het nieu parkeerplein tussen de resten van de Scherminkel- straat en de Kolvenierstraatop voorstel van de ge meente deze panden van een betere afscheiding laten voorzien. Ir wordt een hoge muur van 4 meter opge trokken pm de lelijke achtergevels wat beter te ontre ken aan het gezicht, welke muur aan de buitenzijde wordt opgebouwd van oude steen, hetgeen een beter aanzicht biedt. Om toch deze wat vreemde hoge muur, die al een bi- naam heeft in de volksmond, iets meer te versieren heeft gemeentewerken met toestemming van de voor zitter van de commissie voor de oudheidkundige ver zameling in het stedelijk museum een viertal antieke gevelstenen in het museum uitgezocht. Deze antieke gevelstenen lagen in het depot van de tot de verza meling historische voorwerpen behorende collectie eigendommen van het stedelijk museum. Ze zijn afkomstig van oude, afgebroken panden, wel ks o.m. hebben gestaat; aan de vroegere havens in de binnenstad van Vlissingen. Het zijn waarschijnlijk schenkingen van biirgersDat ze waarde en betekenis hebben blijkt wel uit het opnemen van de gevelstenen in os uitstekende beschrijving, welke de bekende ge meente-archivaris C.FIDommisse in 1103 aan al het bezit van de oudheidskamer van^Vlissingen (De' oud heidskamer te Vlissingen, 1903) heeft gewijd. Deze verzameling was toen nog ondergebracht in de G-evan- gentoren aan de boulevard. Daarin beschrijft DCMMISSD op pag. 11Sno. 3° :igsvelste enwaarop een vlie gend hert, uit perceel ïi63, PottekadeVermoedelijk zijn ook de nummers 8 en 21 van deze beschrijving (een Florentijnse lelie en een leeuw in zittende hou ding, mn wapenschild vasthoudende), pag.119, door ambtenaren van gemeentewerken en de architect uitge kozen om ingemetseld te worden in deze hoge muur. Dr zijn nu vier antieke gevelstenen uit het bezit van het stedelijk museum in deze muur gemetseld, wel ke daar niet thuishoren. Dnkele ervan zullen al voor

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1974 | | pagina 11