Geen andere gebied op Tholen is zo zwaar geplaagd door stormen, rampen en dijkvallen als het waterschap Scherpenisse. Iedere keer weer knaagden stormvloeden een reepje van het land af, dat pas na een felle verdedi ging werd prijsgegeven. In totaal is zo ongeveer 250 hectare land verloren gegaan. Het verhaal van Boezem en Botgat heeft een lange voorgeschiedenis van vechten om zeedijken en inlaagdijken. Het is geen wonder dat de Scherpenissepolder al sinds ongeveer 1800 een calamiteuze dijkage was: zoveel pech was niet te betalen. We starten de reeks rampen met de beruchte Sint Felixvloed op de 'kwade zaterdag' van 5 november 1530, toen de Scherpenissepolder inundeerde. Ook de Brede Watering beoosten Yerseke ging in de golven op. De een zijn dood is de ander zijn brood: de stad Reimerswaal verging definitief en de polder Scherpenisse gebruikte later het puin van de verdronken stad om zijn eigen oever te versterken. In 1551 gaf keizer Karei V toestemming voor een inlaagdijk, die vier jaar later klaar was. De Allerheiligenvloed van 1570 was echter te sterk en weer stond de hele polder blank. Intussen had de stroming zich verlegd door de afdam ming van de noordelijke Pluimpot en die gevaarlijke stroming schuurde sterk langs de vooroever. Er is vrijwel geen plaats in Zeeland waar zo diep water zo dicht langs de dijk ligt. Vallen en opstaan Het voert te ver om alle rampen de revue te laten passeren, maar het is een feit dat de inwoners erg zwaar bezocht werden. De storm van 1613 en de vallen van 1621, 1622 en 1623 ontnamen de bewoners alle moed: zoveel rampspoed zo dicht op elkaar was moeilijk te dragen. Men had geen tijd om op adem te komen. De inlaag genaamd De Uitslag vloeide in, een stuk zeedijk verdween in de diepte, vier veldschansen van de Tachtigjarige Oorlog die aan de zeedijk lagen, gingen verloren; kortom, de situatie werd hachelijk. De Staten van Zeeland moes ten meer geld beschikbaar stellen voor het broodnodige herstel, want de mensen kon den geen cent extra opbrengen. De vallen bleven maar doorgaan: terwijl men stond te kijken verdwenen complete stukken zeedijk in de golven. De storm van 1645 ver zwolg opnieuw de hele polder en het daarop aangelegde ringdijkje hield evenmin stand. Wanhopig zag men dat de dijk 'van zijn zwakke grondvesten in de diepte' stortte en de vloed door de 'ontzaglijke opening de velden in een bare zee' veranderde. Alle omringende polders moesten bijdragen in de torenhoge kosten. De inlaagdijk werd zeeke- rende dijk en mensen noemden die toen maar de Treurendijk om uiting te geven aan hun frustratie en onmacht. In 1671 ontstond het Visgat toen opnieuw een stormvloed de hele polder deed overstro men. Nog altijd ligt het Visgat in het land schap, maar wel doorsneden door een nieu we inlaagdijk. Langzamerhand was er niets meer over van de oude zeedijk. Stukje voor stukje was die afgebrokkeld, vervangen door inlaagdijken, naar achteren verschoven en tot overmaat van ramp bleef de vooroever onver minderd beweeglijk en dus supergevaarlijk. Aan het einde van de 18e eeuw legde de pol der een heel nieuwe inlaagdijk van anderhal ve kilometer lengte, voor het kapitale bedrag van 65.000,-. Deze inlaagdijk werd in 1825 waterkerend. december 1997 9 waterwerker

Tijdschriftenbank Zeeland

Scheldestromen/de Waterwerker | 1997 | | pagina 9