Schuilhopen voor kleine marter
Landschap
Nanning-Jan Honingh
Bij het uitvoeren van landschapsonderhoud zijn kleine
zoogdieren in het verleden vaak over het hoofd gezien.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de kleine marterachtigen
zoals wezel, hermelijn en bunzing. In dit artikel worden
suggesties gegeven om de leefomstandigheden voor deze
dieren te verbeteren.
k Kleine marters zijn roofdieren. Ze
houden van dekking, ze verber
gen zich graag tussen hoge vege
tatie en mijden kale, open ruim
ten zoals weilanden met kort gras. Ze.vol
gen liever een ruige slootkant of een hout
wal. Overhoekjes, dichte oeverbegroeiin
gen, ongemaaide wegbermen, bosjes met
rijke ondergroei en braakliggend land zijn
de belangrijkste fourageergebieden. De
marters hebben vijanden zoals katten, vos
sen en roofvogels en moeten zich daarom
snel kunnen verbergen. Elk dier beschikt in
zijn leefgebied - dat bij een wezel enkele
ha, bij een hermelijn 25 ha en bij bunzing
minstens 80 ha omvat - over een aantal
schuilplaatsen. Ze maken gebruik van
bestaande gaten en holten zoals mollennes-
ten, takkenhopen, opgestapeld puin, holle
bomen, schuurtjes en stapels hooi.
Schuilhopen
Bij landschapsonderhoud gaat vaak schuil-
gelegenheid verloren. Door maaien, kap
pen, snoeien, hooien en afvoeren van het
materiaal kan een kaal landschap ontstaan.
Wanneer het vrijgekomen materiaal in
hopen wordt verwerkt, levert dat schuilge-
legehheid op, zonder dat het extra geld
kost.
Bij het maken van een goede hoop komt
heel wat kijken. Allereerst moet de marter
de schuilplaats veilig kunnen bereiken. Laat
de hoop dus aansluiten op plaatsen die
dekking geven zoals ruigten, rietkragen,
erven, slootkanten en meidoornhagen.
Vervolgens moet de marter warm en droog
kunnen slapen. Zoek een droge plaats om
te voorkomen dat de hoop vocht opzuigt,
en zo ongeschikt wordt. Op vochtige plaat
sen kun je met stammetjes en takken een
verhoging maken. Zo schep je een droog
vloertje. Maak de hoop zo gevarieerd moge
lijk. Een hoop van alleen gras of riet zakt
in. De ideale hoop heeft een kern van grof
hout. Zaag de stammen en de dikke takken
in stukken van ruim een meter en stapel ze
op. Vervolgens steek je kleinere takken en
twijgen tussen het grove hout. Zo isoleer je
de kern. Daarover gooi je een dikke laag
riet, gras, hooi of ander plantaardig afval.
Dit maaisel isoleert en voorkomt inregenen.
Omdat deze dakbedekking snel verteert
kun je er bij elke maaibeurt een nieuwe
lading maaisel opgooien. Is er alleen hout
voorhanden (bij het wilgen knotten bijvoor
beeld) dan volstaat het om de hoop zo
dicht mogelijk te maken met behulp van
takjes en twijgjes. Op plekken met alleen
hooi of riet is het nodig om grof hout aan
te voeren voor een stevige kern. De hoop
moet minimaal 2,5 bij 1,5 m meten en min
stens een meter hoog zijn.
Marterkast
Uit: folder Ministerie LNV
Marterkasten
Marterkasten zijn houten kistjes met een
dubbele bodem die zorgen voor een warme
en tochtvrije schuilplaats. Hoewel ze erg
kunstmatig zijn kunnen ze in kale gebieden
een functie vervullen. Bovendien leert de
ervaring dat sommige terreineigenaren tak
kenhopen en andere natuurlijke maatrege-
len rommelig vinden, maar wel toestem
ming geven voor het plaatsen van een mar
terkast. Voor de isolatie kun je droog hooi
in de binnenruimte doen. Zet de kast op
een verborgen plaats, dus in een schuil-
hoop of braamstruweel of graaf hem in. In
dat geval moet je zeker een pijp voor de
ingang plaatsen.
Houtrillen
Op plaatsen waar veel hout vrijkomt kan
een houtril worden gemaakt. Dat is een wal
van snoei- en dunningshout, afgewisseld
met dikke takken en boomstammen. Maak
de houtwal niet te strak en verwerk een
schuilplaats in de ril. Door in de houtwal
half afgezaagde en omgetrokken bomen te
verwerken maak je een groene takkenril.
Een houtril geeft dekking en zorgt voor een
barrière waardoor rustige plekken overblij
ven in terreinen waar veel wandelaars (en
hun honden) komen.
1Ingang 15x15 cm
2. Voorportaal 40x25x40 cm
3. Tussenschot met doorgang
15x15 cm
4. Kamer van 40x40x40 cm
5. Nestmateriaal: blad, stro of hooi
6. Deklaag met droge grond
7. Plastic laag tegen doorsijpelend
regenwater
8. Tweede deklaag met beplanting
Nanning-Jan Honingh is assistent-regiomedewerker bij
Stichting Landschapsbeheer Zeeland.
17 WANTIJ maart'97