i
Het Zeeuwse land, 25 jaar later
Plaats en tijd
Programma
Wegrekenen
Jan de Vries
De ernst van waterbodemvervuiling
begint goed- of kwaadschiks tot vele
hoofden door te dringen.
De omvang ervan is nog steeds onzeker,
maar landelijke schattingen wijzen op een
minstens tien keer zo groot probleem
als de bodemvervuiling op land.
En oplossingen Die waren tot voor kort
niet in zicht. Maar daarin komt verandering.
Het land op of uit
Zeeland oriënteert zich op de 21e eeuw. Eén van de toekomst
mogelijkheden is een sterkere nadruk op de rekreatie. Dit betekent
meer faciliteiten voor verblijfs- en dagrekreanten, maar ook een
groter belang van een aantrekkelijk landschap voorde bewoners van
Zeeland en bezoekers van buiten. Konflikten tussen rekreatie aan de
ene en natuur en landschap aan de andere kant hebben zich in
Zeeland al talloze malen voorgedaan, zowel in de kuststrook als in de
Deltawateren en in het achterland.
Bestaat er een toekomstbeeld waarin rekreanten en vogels
elkaar niet voortdurend in de weg zitten Hoe kunnen m.n. in het
droge deel van Zeeland (kuststrook en achterland) rekreatie en
natuur/landschap elkaar waar mogelijk ondersteunen en waar nodig
ontzien
Aan deze vragen is de jaarlijkse thema-avond gewijd, zoals in
vorige jaren georganiseerd door Natuurmonumenten, Wereldna-
tuufonds, het Zeeuwse Landschap en de Zeeuwse Milieufederatie.
Medewerkers van de Grontmij, Staatsbosbeheer en de afdeling
Natuur, Milieu en Faunabeheer (Min. van Landbouw en Visserij)
schilderen een perspektief, dat ongetwijdeld tot reakties aanleiding
zal geven. Graag nodigen wij onze leden en alle belangstellenden uit
deze avond bij te wonen.
8 november 1988, Prins van Oranje, Goes.
Aanvang20.00 uur (zaal open 19.45 uur).
20.00 uuropening door de heer T. A. Vogel, burgemeester vasl
St. Philipsland en voorzitter van Stichting Het Zeeuwse I
Landschap.
20.10 uurIr. N. M. Speller (hoofd afd. Ruimtelijke Planning en
Milieu, Grontmij Nrd. Brabant/Zeeland)Duinen,
oevers, achterlandhet Zeeuwse rekreatielandschap.
20.30 uurRekreatieonderzoekerRekreëren in het landschapj
effekten en beperkingen.
20.50 uur: W. de Wilde (adjunkt-konsulent NMF-Zeeland)De
Natuur in de kijkermogelijkheden en onmogelijk
heden voor natuurgerichte rekreatie in Zeeland.
21.15 uur: Pauze.
21.30 uur: Forumdiskussie met de inleiders, o.l.v. de heer Vogel.
22.30 uur Einde.
De oplosbaarheid van
waterbodemvervuiling
kort na de zomer zou ik graag
een opgewekt verhaal schrijven. Even
tueel een tikje ironisch maar in ieder
geval optimistisch, ook al moet het
gaan over Zeeland's meest blubberige
milieuprobleem. En waarempel, ie
dereen werkt mee. Hele en halve des
kundigen en meer of minder oppor
tunistische bestuurders buitelen over
elkaar heen om hun idee aan de man te
brengen. Hun vondsten zijn te verde
len in het wegrekenen, het begraven,
het storten, het exporteren, het schei
den, het reinigen en het voorkomen
van vuile waterbodems. Van deze ze
ven uitwegen uit de misère zullen er
toch wel een paar begaanbaar zijn
De wegreken-optie is min of meer een
Belgische oplossing. Waterbodem
vervuiling is geen kwestie waarbij
eenvoudig de hoeveelheid van allerlei
gifstoffen in de bodem wordt gemeten
en vergeleken met een normenlijstje.
Het is allang bekend dat de meeste gif
stoffen zich vasthechten aan klei-
deeltjes en organische stof (zoals hu-
musresten) in de waterbodem, niet
aan zand. Zandigebodems met weinig
slib en organische stof bevatten dus
meestal minder vervuiling. Maar in het
laatste geval is de vervuiling relatief
ernstiger, omdat ook gebleken is dat
gifstoffen in zandige bodems sterker
in aanraking komen met planten en
dieren die erin of erop leven. Daarom
wordt de gemeten hoeveelheid gif
stoffen steeds vermenigvuldigd met
een korrektiefaktor - hoe zandiger de
bodem, hoe hoger de korrektiefaktor -
en de zo berekende hoeveelheid toetst
men aan de norm.
Deze werkwijze is heel verdedig
baar, mits men hem niet tot in het ex
treme doordrijft. Dan zou immers een
bodem met een miniem gehalte slib/
organische stof als even zwaar vervuild
berekend worden als een slibrijkere
bodem, die bijvoorbeeld 50 of 100
keer zoveel gifstoffen bevat. Onze
zuidelijke medegebruikers van het
Scheldewater komt de eer toe Rijks-
waterstaat-Zeeland hiervan door
drongen te hebben. Sinds kort past
Rijkswaterstaat dan ook een onder
grens toe voor het slib- en organisch
stofgehalte, waaronder niet verder ge-
korrigeerd wordt. Sindsdien is de
Westerschelde op sommige plaatsen
minder vervuild dan eerder was bere
kend. Deze Belgische oplossing biedt
op meer plaatsen perspektief. Zo bli
ken bijvoorbeeld de Sloehaven en
zelfs op sommige plaatsen het Kanaal
Gent-Terneuzen na herberekening
minder vervuild dan tot nu toe werd
gesteld.
Begraven en storten zijn twee verwan
te oplossingen. Dat ze nu binnen
handbereik lijken, is grotendeels te
danken aan Rijkswaterstaat die een
voudig verbiedt dat te sterk vervuilde
baggerspecie wordt teruggestort in de
Deltawateren. Zonodig wordt daa
nog een extra dreigement („als he
Kanaal Gent-Terneuzen verder dicht
slibt kan er wel eens een b oot tegen de
brug opvaren") of lokaas (een tijdelijk
rijkspotje met saneringsgeld) tegen
aangeplakt. Dit helpt om de waterbo
demvervuiling het land op te krijgen
Waar en hoe interesseert Rijkswater
staat minder. Zo is de gemeente Ter
neuzen na tien jaar stagnatie en steeds
dringender baggernoodzaak in het
Kanaal te voorschijn gekomen met
een stortlokatie voor 300.000 m3 ver
vuilde specie. Naar zo'n plek werd al
jaren in de hele Kanaalzone gezocht