Andreas Oosthoek, de gedichten en de dichter worden. Dat kan wel zo zijn. maar in mijn geval schrijf ik alleen over het landschap en de situatie en de dingen die voorbij zijn, het is een kwestie van afstand in tijd en ruimte. Ik heb in het buitenland gedichten over Zeeland geschreven en ik schrijf hier graag over het verre oosten. Ik kom uit cle katholieke traditie, als ik dat nog mag zeggen. Daar hoorde toentertijd ook de gevestigde orde bij, ook op het terrein van de letteren. Van wat er werd geschreven, had je niet zo veel benul. Je kende Paul Claudel. Een groepje jongens waarmee je las en dichters ontdekte, zoiets heb ik nooit gehad. De poëzie diende zich persoonlijk cum in de zeeën van tijd die een jongen op een katholieke kostschool heeft, met die prachtige bibliotheek. Die bibliotheken zijn er alleen nog voorzover ze niet in het zie kelijk verval ten onderzijn gegaan. Ik denk dat er alle kansen waren voor een ontvankelijke geest, ook en voor al in het lesprogramma van de ouderwetse klassieke opvoeding. Je zou al bot moeten zijn als je niet binnen je zelf op zoek ging in die sfeer. Op een gegeven moment leef je in een bibliotheek. Nog steeds heb ik dat. Ik kan moeilijk rust vinden als ik iets tegen kom wat ik niet weet. Ik ben een romme laar. Door de vijftigers werd ik helemaal niet geraakt. Het was eerder de klassie ke poëzie, maar ook de romantische dichters. Als jongen ben ik wel gegre pen geweest, hoewel je daarover tegenwoordig anders moet oordelen, door de poëzie van Slauerhoff. De mooiste gedichten van Slauerhoff zijn door mij geschreven, zo wordt dat een deel van je wezen. Bij een examen op school heb ik eens de opdracht gekregen een gedicht openbaarlijk te behan delen en dat werd dan beoordeeld. Ik zei toen dat ik een vers uitgekozen had van Slauerhoff: Meer dan tien zeeën heb ik reeds bevaren. Mijn hand stuurde de trotse boeg. De zee, de golven hebben mij zien staren als een die om meer zeeën vroeg. De hele klas wist dat ik het had geschreven. De docent in kwestie is heenge gaan in vrede met de gedachte dat hij een mooi Slauerhojf-vers had gehoord. Dit is maar een grap in het geheel. Het verre, het exotische, het zoeken naar, het afstoten van dingen die in feite door de moraal, het leven waren opgedrongen - dat alles trok je aan in dat romantische uitgangspunt, hoewel ik nu grote moeite heb dat soort verzen van Slauerhoff nog als gedichten te lezen. Ook Herman van de Bergh. Leopold en veel later Bloem kwamen en bleven. Maar nooit Roland Holst, en Marsman vind ik nauwe lijks een dichter. Ook heb ik problemen met het grootste deel van het werk van Bout ens. Een interessante man, maar geen interessante dichter. 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 45