Andreas Oosthoek, de gedichten en de dichter Huize 'Antoinette' van de dichter Nijhoff en zijn (eerste) vrouw A.H. Nijhoff-Wind, naar ontwerp van architect Wieger Bruin, aan de voet van de duinen te Groot-Valkenisse bij Biggekerke op Walcheren. Tegenwoordig het huis van Andreas Oosthoek, (foto W.S. Nijhoff). Awater. Een door hem bezorgd brievenboek, bestaande uit brieven van Nijhoff aan diens eerste vrouw, de schrijfster A.H. Nijhoff, verscheen voor jaar 1996. "Ik kom uit het Bevelandse Nieuwdorp. We vormden het enige katholieke gezin op het dorp, goed, degelijk en ouderwets katholiek, wat ook tot uiting kwam in de kinderzegen. We waren weliswaar de enige katholieken van dit christelijke dorp, maar de notabelen kwamen bij ons wel aan huis. Des zon dags gingen we lopend naar de kerk te Lewedorp - 4 kilometer heen en 4 kilometer terug. Genoeg tijd om te denken en te kijken. Mijn ouders komen uit een familie van boeren, mijn vader uit 's-Heeren- hoek, mijn moeder uit Oostkerke. Mijn vader gaf les op de land- en tuin bouwschool te Goes. Een fabelachtige kennis van planten had hij. Als we door de polder liepen, wees hij met zijn middelvinger en noemde alles met de Latijnse naam. Ik ben op een katholieke kostschool geweest, bij de paters in Kaatsheuvel. Die droegen mij voor voor een Frans internaat, een gymnasium, een klein seminarie in Wallonië, bijArlon. De docenten waren buitengewoon, veelzij dig en begaafd. We werden volgegoten met kennis. Maar er waren ook concerten, excursies en tentoonstellingen. Het heeft mijn vorming bepaald. In hoge mate. Ik heb er mijn voorkeur voor een wat deftig archaïsch Frans aan te danken. Onze familie was altijd wel op Frankrijk gericht. Tijdens de landbouwcrisis na de Eerste Wereldoorlog waren familieleden gaan boeren in de omgeving van Beauvais. Er wonen nog steeds Oosthoeken in die streek." De bladen terug "Mijn eerste bundel, De bladen terug, vormt een keuze uit gedichten die geschreven werden tussen 1957 en 1987. Dat ik zo lang gewacht heb er een blindeI van te maken hangt zeker met mijn persoon samen. Opschrijven houdt voor mij geen publiceren in. Ik heb die drang niet zo. Het heeft ook te maken met mijn dagelijkse werk. Je moet al zo veel schrijven en je ziet je naam al zo vaak terugkomen, dat ik daar niet al te sterk de behoefte aan heb. Het schrijven op zich was voor mij genoeg. In de loop van de jaren was er zo hier en daar en af en toe iets in tijdschriften verschenen, wat tot gevolg had dat een aantal mensen uit het uitgeverscircuit zeiden: 'God, moet je dat niet eens bundelenwaarbij God niet als aanspreektitel werd gebruikt. Ik zei dan ja en vervolgens kwam het er niet van. En toen gebeurde het eens op een tram in Amsterdam - de eerste en de laatste keer dat ik van een tram gebruik maakte - dat ik tegen Laurens van Krevelen van Uitgeverij Meulenhoffopbotste. Die zei toen 'als je het nu niet bundelt, doe je het nooit 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1996 | | pagina 34