Rampen en redders voor de Walcherse kust
naar de Pruisische consul in Rotterdam gestuurd, die, als eerbewijs voor
Buth, een extract in de Rotterdamsche courant van 8 december 1801 had
laten plaatsen.
Uit het feit dat deze regels nodig waren zou kunnen blijken dat men met de
mogelijkheid van strandroof en moord op schipbreukelingen rekening
hield. Dat deze misdaden zich op Walcheren konden voordoen, is niet aan
nemelijk. Het bericht dat een schip gestrand was zou direct bekend zijn aan
de door de overheid aangestelde strandvonder. Mogelijkheden om goede
ren illegaal te bergen waren amper aanwezig en werden streng bestraft. Dat
men in de 19de eeuw toch moest wennen aan de nieuwe situatie zou kunnen
blijken uit de in 1838 opgestelde 'reglementaire instructie nopens het
beheer der strandvonderij.' Hierin werd nog gesproken dat 'in geval van
schipbreuk, het redden van menschen de eerste van alle verplichtingen is,
zoo zijn de beambten der strandvonderij gehouden vooral te zorgen, dat de
daartoe aan te wenden pogingen van de redding maatschappijen, door de
bemoeijenissen der strandvonderij in geenedeele worden belemmerd, en
zelfs om die pogingen, wanneer het noodig mogt zijn. zoo veel mogelijk te
ondersteunen.'
Naar een georganiseerd reddingwezen
In het begin van de 19de eeuw legde de Amsterdammer Adriaan Arent
Titsingh (1735-1818) grote belangstelling aan de dag voor de bouw van
reddingboten naar Engels ontwerp. Op zijn advies en met steun van admi
raal Van Kinsbergen werden in 1809 vijf reddingboten langs de kust gesta
tioneerd, waarvan één op het Zeeuwse eiland Schouwen. Na verloop van
enkele jaren bleek geen van deze boten meer voor het eigenlijke doel te
worden gebruikt; overigens waren er nooit geslaagde reddingen mee uitge
voerd.
Het jaar 1824 is voor het reddingwezen zeer gedenkwaardig. In maart werd
de Britse reddingmaatschappij, de Royal Lifeboat Institution, opgericht.
Enige maanden later, op 14 oktober, verging voor de kust van Huisduinen in
Noord-Holland het fregatschip 'De Vreede'. De te hulp snellende lieden
verdronken jammerlijk toen zij in hun gammele schuit een poging waagden
de bemanning te redden. In het hele land werd een inzameling gehouden
om de noden der weduwen en wezen van de Huisduiner helden te lenigen.
Naar alle waarschijnlijkheid is het deze gebeurtenis geweest die de aanzet
heeft gegeven tot de oprichting in november 1824 van achtereenvolgens de
Noord- en Zuidhollandsche Redding Maatschappij (NZHRM) te Amster
dam en de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreuke
lingen (ZHMRS) te Rotterdam. In de Maasstad waren het de
140