Hijsen in Middelburg, een verhaal over oude stadskranen
ste zes mannen oproepkrachten, want de meeste vrachten konden met twee
man gelost of geladen worden.
De eerste officiële lossing met de ijzeren kraan gebeurde volgens het
kraanregister op 9 mei 1862. Twaalf eiken boomstammen voor de firma
De Broekert, een houthandel die gevestigd was aan de Pottenbakkerssin
gel, werden gelost voor de prijs van 26,40 en dat was weer een spek
takelstuk, want uit het register, dat tot eind 1862 in het gemeentearchief
aanwezig is, blijkt dat de behoefte aan de kraan maar gering was en boven
dien kon een beurtschip voor de wal bij het bedrijf van De Broekert aan
leggen.Veel schepen hadden hun eigen laad- en losinrichting en het lijkt er
veel op dat voor de gelegenheid deze lossing in scène gezet was. De kraan
werd nauwelijks één keer per dag gebruikt. De 'duurdere' stukken waren
bijvoorbeeld molenstenen, die 5,- kraangeld opleverden. Een enkele keer
werden vaten garancine, een rode kleurstof, bereid uit de wortels van mee
krap, gelost, bestemd voor de weverijen van Salomonson. Een vierwielig
voertuig en een stoomketel behoorden tot de zwaardere uitzonderingen.
Het belangrijkste artikel dat de kraan loste was jenever, dat ongeveer 80%
van de kraanomzet uitmaakte. Wijn droeg slechts voor 10% aan de omzet
bij. Alweer: hijsen in Middelburg.
Het laatste certificaat van oplevering is op 1 juni 1862 gedateerd. Het was
het resultaat van een op 22 februari 1862 gehouden beproeving van de
kraan. Cornelis Krijger, toen waarnemend gemeentebouwmeester, ver
klaarde dat de kraan aan de gestelde eisen voldeed. Bij een belasting van
10.000 Nederlandse ponden was de doorbuiging van een ijzeren staaf
slechts 30 streep. Toen de kraan ontlast werd bleef er van die doorbuiging
slechts 7 streep over.
In tegenwoordigheid van burgemeester, wethouders en leden van de
gemeenteraad, W. van Uije als aannemer van de fundering en Ir. R. van
Diggelen namens de Ijzergieterij 'De Prins van Oranje' werd de kraan
goed bevonden en het certificaat getekend. Ook de gemeentebouwmeester
zette zijn handtekening onder het document. De laatste termijn van 10%
werd daarna uitbetaald.
De kraanmeester liet op 2 februari 1863 aan de gemeentebouwmeester
weten, dat de aanwezige stroppen, die nog bij de oude kraan hoorden, niet
meer betrouwbaar waren. Het ging om een strop van 6 el lengte en 6 duim
doorsnede, die 30,- moest kosten. Uit de doorsnede kunnen we opma
ken, dat 6 duim staat voor 6 cm en dus moeten we voor 6 el zes meter
lezen. Zes duim zou ongeveer 15 cm dik zijn en zo dik is een strop niet. De
gereedschappen moesten eigenlijk door de kraanwerkers betaald worden,
maar gezien de weinige verdienste die uit de functie voortvloeide, zou de
strop voor de kraanwerkers te groot zijn geworden. De gemeentebouw-
127