beheer van dit departement) naar een winstgevender bestemming. Maar vanwege de hoge
onderhoudskosten (zo'n 600 gulden per jaar) besloot men tot de verkoop over te gaan.
Uiteindelijk werden in 1885 het Arsenaal, de affuitloods en het buskruitmagazijn geveild.
Een maand later begon men met de afbraak.
Had De Stuers hier niets tegen kunnen doen'? De rijksadviseurs hadden in 1874 al v erno
men dat het gebouw zou worden verkocht, maar er bestonden geen juridische termen om
verkoop tegen te houden. De kwestie van de Grote Kerk had in de Kamer veel opschud
ding teweeggebracht: toen de restauratiekosten daarvan veel hoger uitvielen dan de
Rijksadviseurs hadden geadviseerd en men ook in 1878 van rijkswege was begonnen met
de restauratie van het Stadhuis, was het voor De Stuers uiterst precair om óók nog voor het
Arsenaal te gaan pleiten.
En zo is dit imposante gebouw ten ondergegaan. Het terrein waarop het Arsenaal ooit
heeft gestaan, is nu een voetbalveld.
De Grote Kerk
De van oorsprong middeleeuwse O.L.Vrouwekerk heeft in de loop van de eeuwen brand
en beeldenstorm te verduren gehad, maar de zwaarste aanslag kwam in de Napoleontische
tijd. Na het Engelse bombardement van 1809 volgde de inrichting tot hospitaal voor het
Franse leger. Daartoe werden vier verdiepingen aangebracht, met elk negen zalen. In
1813 was het hospitaal gereed, en gedurende de acht maanden dat het in gebruik is
geweest stierven er 1.427 soldaten.
Na de aftocht van de Fransen ging de kerk terug aan de Nederlands Hervormde Gemeente.
Om aan het leegstaande gebouw een nuttige bestemming te geven en om het verarmde
Veere financieel wat te ondersteunen werd er van rijkswege een werkhuis voor bedelaars
en landlopers in gevestigd. De Staat nam de kosten van inrichting op zich en beloofde een
compensatie van 11.000 gulden aan de Nederlands Hervormde Gemeente, waarvan er uit
eindelijk slechts 5.000 gulden werd uitbetaald.
Het werkhuis was van 1823 tot 1827 in de kerk gevestigd. Tijdens de Belgische Opstand
werd het gebouw tijdelijk in gebruik genomen als hospitaal. Na een aantal jaren kwam er
een kazerne in de kerk. Het gebouw verkeerde nu in een zeer slechte staat, met name als
gevolg van de Franse vertimmeringen. De genie onderhield het gebouw min of meer.
Na de opheffing van de vesting Veere in 1861 bleef de kazerne vooralsnog bij het garni
zoen in gebruik, maar in 1866 werd ook het garnizoen opgeheven. Daarmee gingen alle
rijksgebouwen over naar de afdeling domeinen van het ministerie van financiën.
In 1866, met de nieuwste plannen tot slechting van de vesting, werd voorgesteld alle rijks
gebouwen van de hand te doen. Voor de Grote Kerk betekende dit ongetwijfeld verkoop
voor de sloop. Waren de andere rijksgebouwen nog te bestemmen als woonhuis of
fabriek, met de kolossale kerk viel niets te beginnen. Terwijl het onderhoud jaarlijks het
formidabele bedrag van 300 gulden kostte!
Burgemeester Snijders kwam tegen dit plan in actie door in eigen persoon bij de minister
van binnenlandse zaken te gaan pleiten voor de belangen van zijn stad. Nu de monding
van het Kanaal door Walcheren tot vlakbij Veere werd verlegd zou volgens hem nieuwe
handelsbedrijvigheid worden aangetrokken. Daarmee konden de rijksgebouwen een
nieuwe bestemming krijgen. Immers, waar was in Middelburg of Vlissingen zo'n grote
opslagplaats voorhanden als in de Grote Kerk van Veere? Bovendien zou de afbraak van
de Grote Kerk eveneens een gevaar betekenen voor de Cisterne. De Grote Kerk noch de
15