Plattegrond van de stad Bantam, eind 16e eeuw; op de rede een aantal Oostindiëvaarders. (De eerste schipvaart der Nederlanders naar Oost-Indië onder Cornelis de Houtman, 1595-1597, 1, uitg. doorG.P. Rouffaer en J.W. IJzerman, 's-Gravenhage 1915) Putmans kerstende samen met de predikanten Georgius Candidius en Robertus Junius een deel van de oorspronkelijke bevolking van Formosa. Ook de zielzorgers, de Middelburgse predikanten Daniël Sonnevelt en Samuel Carlier alsmede de krankenbezoekers hadden de voorkeur voor een blanke vrouw. Sonnevelt en Carlier trouwden met respectievelijk Maria de Meyer uit Rotterdam en Geertruyt Minneus uit Amsterdam. Krankenbezoeker Daniel van Ytegem huwde een zekere Dina Goossens. Zijn collega Nicolaes Jansz. Koster uit Biggekerke huwde Barbara Sackx uit vermoedelijk Utrecht. Zij was de weduwe van Pieter Telloor, waarschijnlijk een predi kant die op 'De Middelburg' was uitgevaren maar onderweg gestorven. Het is onwaarschijnlijk dat Nicolaes Jansz. met zijn vrouw voorgoed in Batavia bleef. Toen hij door de kerkeraad werd ondervraagd of hij zijn ambt op het schip 'Veere' zonder hinder van officieren en bootsvolk had kunnen waarnemen, gaf hij een positief antwoord en verzocht permissie op het genoemde schip te mogen blijven varen. De kerkeraad stond hem dat toe. Hij zal niet de enige zijn geweest die aan land trouwde maar op zee bleef of door de VOC- leiding naar elders gestuurd werd. Putmans zagen we al vertrekken naar Formosa, en Sonneveld volgde ds. Heurnius op in Amboina. Ook de soldaten en bootsgezellen zullen veelal niet tot de echte 'settlers' hebben behoord. Behalve dat er een tekort was aan blanke vrouwen, was het trouwen met een Aziatische vrouw voor velen ook niet aantrekkelijk omdat men dan niet meer mocht repatriëren. In 1632 werden er in Batavia maar liefst 1.560 mannen door de VOC tijdelijk aan land ingezet, de meesten ten dienste van het stadsgarnizoen. Gezamenlijk hadden zij slechts 106 vrouwen en 64 kinderen. Van de blanke vrijburgers die dat jaar permanent in Batavia verbleven (229 mannen, 260 vrou wen en 149 kinderen), zullen de Walcherenaren en misschien ook de Zeeuwen bij elkaar een minderheid hebben uitgemaakt. 111

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1993 | | pagina 113