de productiekosten, en tenslotte op het tot waarde brengen van de maat schappelijke nevenfuncties (landschaps- en natuurbeheer, recreatie en toerisme) die de landbouw in veel gebieden vervult. Om daarop in te spelen is het noodzakelijk dat het beleid van ontwikkeling en sanering wordt voortgezet en dat het landbouwkundig onderzoek daarop wordt afgestemd. Ook dient het land inrichtingsprogramma doorgang te vinden en moet het winnen van nieuw land niet worden stopgezet. In deze complexe situatie zal de land- en tuinbouw Walcheren zijn weg moeten vinden. De effecten van de geschetste factoren zullen belangrijk zijn voor de toekomstige ontwikkeling van dit gebied. Het valt te verwachten dat er in de toekomst globaal twee typen bedrijven zullen ontstaan. Enerzijds bedrijven die zich blijven aanpassen en ontwikkelen door middel van schaalvergroting, mo dernisering en specialisatie. Anderzijds bedrijven die deze ontwikkeling niet of niet geheel kunnen of willen volgen. De laatste categorie zal zich dus meer toeleggen op maatschappelijke nevenfuncties zoals eerder genoemd. Toekomst voor de landbouw Wat dit alles betekent voor de toekomst van de Walcherse boeren en tuinders, stippen we tenslotte kort aan. De akkerbouw zal meer dan enige andere sector een voortdurend proces van schaalvergroting doormaken. Als gevolg daarvan zal een groot aantal Walcherse akkerbouwbedrijven zich niet kunnen handhaven, tenzij een alternatief gevonden wordt in intensieve teelten. Handicap daarbij is echter dat ook voor kleinere, nieuwe teelten de markt snel verzadigd blijkt te zijn. Andere bedrijven zullen kiezen voor activiteiten als de recreatie of een betaalde nevenfunctie. Tenslotte zal er een groep bedrijven zijn die de tijd volmaaktboeren gaan niet failliet, ze verdwijnen. Het is niet doenlijk voor dit probleem één oplossing aan te dragen. De oplossing zal veeleer liggen in een aantal mogelijkheden, afhankelijk van de inventiviteit van de betreffende ondernemer. De melkveehouderij op Walcheren wordt meer en meer teruggedrongen naar de grotere en gespecialiseerde bedrijven. Die hebben inmiddels een uitstekende positie ingenomen. Bedroeg de gemiddelde opbrengst per melkkoe in 1985 in ons land 5650 kg., voor Walcheren was dit 5936 kg., terwijl de gemiddelde veebezetting met 3,2 grootvee-eenheid per hectare hoog genoemd kan worden. De aard van het gebied (kwaliteit van de grond, kleinschaligheid) zou een uitbreiding van deze sector rechtvaardigen. De grote afstand tot een veehouderij centrum is echter een steeds grotere handicap. Verder is de zogenaamde superheffing een onoverkomelijke blokkade. Toch zal elke mogelijkheid, ook binnen de ruilverkaveling (bijvoorbeeld door verplaatsing van bedrijven), moeten worden aangegrepen om deze sector te versterken. Het gemengde bedrijfstype is steeds meer teruggedrongen. Waar het de akker bouw/melkveehouderij betreft is dat een logische ontwikkeling. Deze combinatie gaat vrijwel steeds ten koste van één der componenten of van beide, tenzij het 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1987 | | pagina 81