zou zijn. Bij andere namen, die met hara of het daarvan afgeleide heri (uit harja) zijn samengesteld, blijft de klinker lang zichtbaarDolder - 838 Thuleri, Duider -797 Thuleri, Elfter - 10e eeuw Eluiteri, Losser -10e eeuw Lutheri, Mander - 797 Manheri, Steenderen - 12e eeuw Stenere. In het bijzonder wijs ik op Macheren (geschreven Macharendat uit *Mak-haron moet zijn ontstaan en dus goed vergelijkbaar is. Ten tweede is daar de uitgang van de naam en daarmee komen we bij het tweede van de in de aanvang genoemde problemen. De verschillende uitgangsvormen zijn het beste te verklaren als we aannemen dat de naam in het meervoud stond, die zowel in de eerste (-aals in de derde naamval (-urn, -am, -on) kon verschijnen en soms ook geromaniseerd tot -as. Op zichzelf hoeft deze meervoudsvorm nog niet te betekenen, dat we met een volksnaam als Beier en, Thuringtf», Zwabff?, Saks#?, die tot gebiedsnaam werden, te doen hebbenbij archaische plaatsnamen komt een zgn. toponymisch meevoud veelvuldig voor, b.v. Bergen, Haren Vechten, Zwalmen en vele andere. Gysseling wees echter op een oudnoors skaldengedicht, geschreven in 995waarin Valkera „de Walcheren" ongetwijfeld op de bewoners van het eiland slaatde naam staat er op één lijn met Saxa, Frisa en Flaemingja, Saksen, Friezen en Vlamingen. Is deze aanwijzing voldoende als bewijs, dat Walcheren een oor spronkelijke volksnaam (in de derde naamval meervoud) is Of berust deze oudnoorse vermelding op een reïnterpretatie, doordat de dichter de uitgang van een toponymisch meervoud verkeerd begrepen had Indien Walcheren een oorspronkelijke volksnaam is, dan vinden we een op vallende parallel in de plaatsnaam Walk, arr. Verviers, ca. 1210 Walcres, Walceres (met romaanse meervoudsuitgang). De ch moet dan echter uit k ontstaan zijn en dat zou een vreemd eenmalig verschijnsel zijn. Om dit te verklaren zou men met beïnvloeding vanuit bewaard gebleven voorgermaanse naamsvormen moeten gaan werken, waarbij men toch wel de grond onder de voeten zou verliezen. Alles overziende ben ik geneigd - ondanks het door mij geopperde eerste bezwaar - de voorkeur te geven aan mijn verklaring van Walcheren uit een oorspronkelijk *Walk-hara (-on), „een vochtige zandrug". Naschrift van de redactie „Een vochtige zandrug" dus. Maar waar moeten we die dan zoeken In 1952 deed Drs P. J. van der Feen een belangrijke suggestie „Oudheidkundige vondsten en schriftelijke berichten stemmen daarin overeen, dat een plaats op ons eiland in de 8e en 9e eeuw economische betekenis had. Er woonde een eigengereide bevolking, die vóór 827 tot het Christendom overgingTot 1100 is Walcheren de enige plaatsnaam, die in verband met deze omgeving gebruikt wordt. Pas in 1100 (althans tussen 1083 en 1110) komen Middelburg en Westkapelle voor het eerst in een tekst voor. Andere plaatsnamen op Walcheren verschijnen pas later in 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1987 | | pagina 13