Figuur 1 Fasen in toeristisch-recreatieve ontwikkeling. 1830 1960 1970 1980 Fase I. Ontstaan badplaatsen Het vreemdelingenverkeer is op Walcheren reeds een oud verschijnsel. Dom burg was één van de eerste badplaatsen in Nederland en stond in 1835 al bekend als „Kurort" dat bezocht werd door voornamelijk Duitsers die geloofden in de geneeskundige krachten van het zeewater. Deze vroege ontwikkeling was toen en zeker later voor een belangrijk deel afhankelijk van een infrastructuur die de bereikbaarheid grotendeels bepaalde. Zo zou de echte ontwikkeling van Dom burg tot kustbadplaats ondenkbaar zijn geweest, zonder de aansluiting van Vlissingen en Middelburg op het Europese spoorwegnet. Voor de tweede Wereldoorlog waren naast Domburg ook Zoute lande, Kou- dekerke, Vrouwenpolder, Oostkapelle en Vlissingen als badplaatsen tot ontwik keling gekomen. Vooral Koudekerke en Vrouwenpolder stonden op dit gebied nog in de kinderschoenen. Al deze badplaatsen hadden echter niet de minste behoefte aan een „meer mondain publiek" of dagjesmensen. Men wenste uitdrukkelijk de beperking tot rustige familiebadplaatsen. Dit vooral omdat men een meer „mondaine" ontwikkeling geheel in strijd achtte met de aard en de opvattingen van de Walcherse bevolking. Alleen in Vlissingen bestond de be hoefte aan enig mondain leven. In 1939 had het vreemdelingenverkeer een omvang bereikt van een kleine 3.000 recreanten, die in het zomerseizoen gelijktijdig aanwezig konden zijn. Deze recreanten verbleven hoofdzakelijk in enkele hotels en kleine pensions. Verder was er een geringe toename van het aantal zomerwoningen (225 slaap plaatsen) kampeeraccommodaties (580 slaapplaatsen). Deze laatste ontwikkelingen werden door de streekplancommissie van 1939 met zorg bekeken. Zij stelde dienaangaande „Beide categorieën van huisvesting van vreemdelingen zullen mogelijk moeten blijven, doch aan zekere grenzen moeten worden gebonden, daar zij anders het landschapsschoon - de eerste voorwaarde voor het vreemdelingenbezoek - schaden". Uitbreiding van het aantal kam peerders leek destijds bovendien ook niet waarschijnlijk. 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1987 | | pagina 111