k
terecht kwam in een "rommelkastje"Daar raakte het
de koperen sloten en 13 bladen "kwijt". Op die bladen
stonden fraaie kopergravures, o.a. van de Consecra
tie, Pasen, Pinksteren, Hemelvaart en van Allerhei
ligen. Eén van de met leer overtrokken eiken platten
raakte gebroken; het boek kwam geheel los in de band
te hangen.
Zo deplorabel lag het boek (nog 700 zeer mooi gedruk
te pagina's groot), met het missaal van Van Egmondt,
stapels oude zangboeken en oude meerstemmige missen,
te wachten op de opruimwoede van een pastoor, die
het orgel en helaas ook de orgelkast liet vernieuwen
en die het zangkoor van alle "overlast" ontdeed.
De oude boeken moesten mede dienen om de vijver te
dempen, die zijn voorganger in de tuin had laten aan
leggen
Cmdat schrijver dezes bij de pastoor een potje kon
breken, mocht hij enkele boeken redden; de rest ging
het vuur en de vijver in!
Dat was 1938, nota bene! Overigens geheel volgens de
voorschriften van het Concilie van Trente 13^3 -
1363): Versleten liturgische voorwerpen en gewaden
moesten in het vuur verteerd en vernietigd worden.
Moest dat voorschrift na é-00 jaar nog zo strikt door
gevoerd worden? Daar is wel aan getwijfeld, ook toen!
Van Christoffel Plantijn en vooral van zijn klein
zoon, Balthasar Mourentorf (=Moretus), is bekend,
dat ze vroege manuscripten en wiegedrukken verzamel
den. Die zijn gelukkig nog aanwezig in het Plantijn -
Moretus - museum te Antwerpen.
Van die rijk geïllumineerde geschriften en drukken
waren de Plantijn-drukkers grote bewonderaars. Geen
wonder, dat zij vaklui aan het werk zetten, die dit
genre platen en plaatjes voor hun boeken ook moesten
snijden. Tot rond l600 werd voornamelijk in hout ge
sneden; daarna kwam de kopergravure op.
In de duurdere boeken werden enige beginletters
van bijpassende verbeelding voorzien, zoals dat van
oudsher in de manuscripten gebruikelijk was: de teke-
3
ning paste bij de tekst. Hier bijv. bij "Te igitur"
en bij "Puer natus est".
In latere uitgaven wordt meer gedacht aan materiaal
ter opluistering dan aan bijpassende beelden. Men let
niet meer zo secuur op de opberging van de houtblok
kapitalen in de aparte letterkasten en er raken zo
typen en corpsen door elkaar.
Dat is te zien bij het onderhavige boek van l6l3»
We zijn dan bij de derde generatie van "Plantijn"-druk
kers. Waarmee we niet willen zeggen, dat de presta
ties zouden teruglopen. Juist tijdens het Twaalfjarig
Bestand (l609 - 1621kon men in Antwerpen de vleu
gels weer wat uitslaan. Balthasar Mourentorf, die
toen de aartsdrukker was, overtrof mogelijk zijn groot
vader
Er zijn meerdere typen en corpsen gebruikt:
-3x3 cm met meestal bijbelse voorstellingen;
- 2 x 2 cm idem;
- 2 x 2 cm met een bloem (alleen de Q).
Enige kleinere (oudere?) blokken zijn versleten,
of na gebruik niet goed schoongeborsteld. Zie bijv.
D (XXXII), D (XCII) en I (A3 verso).
Het merendëel der blokken is ongeveer 3x3 cm.
Het zijn houtsneden, zo fijn, dat men de neiging krijgt,
ze voor gravures of voor etsen te verslijten. In het
papier zijn nimmer moeten van de metaalplaat te zien
en dus zijn het houtsneden.
Men heeft daar knappe vaklui gehad, die met lancet
ten ook moeten hebben gewerkt; die met gutsen en kam-
gutsen in het harde, kopse hout een lijnenspel sneden,
verbazingwekkendIn de vergrotingen zien we soms
onvermoede details.
De druk van'de pers werd grotendeels opgevangen door
een zwaar "beschaduwde" kapitaal en vaak tevens door
een redelijk zware rand. Daarom kon het tussenliggende
hout zo fijn weggesneden worden. De lettersnijder zal
met de loupe-bril op het puntje van de neus geklemd,
hebben moeten werken, om zo keurig een arcering weg
te snijden. Al wat wit is in de afdruk, is op het