EEN FAMILIEVERHAAL Wijlen Jan Pieter Dekker schreef als kleine jongen dit verhaal op. Zijn grootmoeder, Maria de Feyter, vertelde het hem. En haar eigen grootvader had het aan haar,verteld, toen ze 17 jaar was. Die grootvader heette Pieter de Feyter; hij was geboren op 14 Juli 1785 en hij overleed. 29 Mei 1882 te Terneuzen; hij was toen de oudste inwoner der stad. Hij had het voorrecht, steeds, eer» bijzonder goede gezond heid te genieten. Tot aan zijn laatste uur bleven al zijn zintuigen in uitmuntende staat. Dit staat te lezen in het "Christelijk Verjaardagalbum" van Oanna deFeyter huisvrouw van Frangois Dekker, die geboren werd 24 Duni 1855 op de 1 Kraaghoeve1 en die een zuster was van Maria de Feyter. Het verhaal begint aldus: Wat mijn grootvader vertelde. In 1871 werd ik door mijn moeder, Eva de Feyter, gelast, aan grootvader een bezoek te brengen en de hele middag bij hem te blijven. Ik vond de oude man zeer spraakzaam en hij vertelde mij, wat hij in zijn lange leven zoal had bijgewoond. Zijn moeder, Eva de Koeyer, overleed aan de pokken. Zij was gehuwd met Levinus de Feyter. Haar eerste kind, Aar- nout, en haar derde kind, de tweede Aarnout, overleden. Zijn vader Levinus trouwde met een weduwe met dertien kin deren! zei grootvader. Dit was de oorzaak, dat grootvader bij anderen moest die nen, hoewel zijn vader zelf boer was» Zijn eerste plaats was ais koewachter aan de Steenweg van 't Naaikussen naar Terneuzen. Daar kwamen de Transen plun deren! Daar werd alles uitgehaald, ook zijn bed. Eén dochter wierp haar strikken gouden hangers aan de krullen van het hoofdijzer) in de waterput die vonden de Fransen niet! De tweede keer had de boer tarwe verkocht. De Fransen hadden het gemerkt en kwamen om het geld. 49 Maar ik heb het zeven keer meegemaakt, zei grootvader! Toen ik later met mijn eerste vrouw (Maria l/ermeulen) getrouwd was, kwam ik op een morgen uit het land; dat was op de hofstee "De Leeuwtjes" bij Terneuzen. Mijn vrouw stak haar klompen aan en liep haastig weg. "lilaar naar toe?" vroeg ik. Ze zei:"Er komt een Engels schip!" We liepen samen naar het Essendijkje bij de oester put. Toen wij daar kwamen, legde het schip zich op zij, vanaf het kruitmagazijn in de Griete, waar nu nog de Basijnput ligt die op last van Napoleon gegraven is. De Fransen schoten op het schip. De eerste kogel van het Engelse schip vloog aan onze voe ten in het Essendijkje. De tweede kogel vloog over het kruitmagazijn. Toen draaide het schip en schoot weer... Het kruitmagazijn vloog met man en muis in de lucht en het schip ging vol vlaggen door naar Antwerpen. Maar wij werden 's middags gelast, met drie wagens op die plaats te komen en daar werden de wagens volgeladen met overblijfselen van mensen! Wij moesten ermee naar 't Zwaantje rijden. Daar waren drie grote kuilen gegraven. Onze wagens werden daar gelost! Mijn grootvader rilde nog, terwijl hij vertelde. Uit het geschiedenisboekje: 16 Augustus 1809 vloog het kruitmagazijn de lucht in. BORSSELE D. DEKKER-DEKKER 1900. Bij het 'Zakdoekje leggen' mocht je beslist niet achterom kijken. Men zong dan ook: "En wie ommerdekiekt En dubbeltjes ziet, Die kriegt 'r 'n goeie kardonze." 'Deur de kardonze gêê' ter bestraffing door een cordon kinderen moeten, dis de boosdoener (valsspeler) een roffel op de rug gaven. n Snelle loop gaf korte pijn. 4- 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Varia Zeelandiae | 1981 | | pagina 9