52
'DE KAPHGED
Rond 1850 verdwijnt uit de Zuidbev-elandse dracht de
grote "plattèn oed" ('ook 'Italiaanse' of 'lengelse" hoe
genoemd) zie'prent op p. 54 van de zittende vrouw.
Zo'n vervangingsprcces duurt vele jaren; regel is ook
dat de protestanten doorgaans een 15 tot 25 jaar bij de
katholieken voor zijn dat zou gelegen zijn geweest in
de grotere isolatie van de katholieken.
We zien "de platte hoed dan ook nog. volop afgebeeld
in "La Zélande" van Charles de Coster (1873). Op de teke
•ningen van Adolf Dillens in dit boek zien' we platte hoed
èiï kaphoed afgebeeld. Op de klederdrachtenprenten van
Blng Br-aet von Ueberfeldt (1850 - 1857) zien we ze al
beiden op dezelfde prent.
•Er is een mededeling dat de platte hoed zeker nog tot
1890 op Zuid-Beveland door enkelen gedragen is.
De kaphoed is een klein stevig strooien hoedje-, dat
precies de bovenkant, zijkant en achterkant van het hoofd
omsluit.-De-varianten worden in die- tijd overal gedragen,
in Nederland :in alle klederdrachten zowat. De burger
drachten, waar het wel vandaan zal stammen, hebben het
hoedje ook; Cruikshank en Phiz tekenen het in de prenten
die ze 'voor Öickens maken
De versiering is gewestelijk en regionaal uiteenlopend
De Zuidbevelandse kaphoed -was aan 'de buitenkantversierd
met een ruim en. geplooid netwerk van gebleekt paarden
haar, waarop in bepaalde patronen glazen (ongekleurde)
kraaltjes genaaid werden. De katholieken zouden drukker
patrpnen hierin hebben gehad dan de protestanten. We
kurihen hiet zeggen, dat de exemplaren die we zagen, ons
hiervan overtuigden.
De hoed wasgevoerd met donkerblauwe katoen of licht.er-
blauwe zijde. Wel eens staat binnenin het adres van de
leverancier (zie volgende zijde) en één enkele keer trof
fen we de prijs op een etiketje in het hoedje: 3,25. En
dat in een tijd (zeg maar 1880), dat het loon op ongeveer
5,00 in de week stond! En het hoedje was hiet eens een
groot model. (En er waren■véél lonen lager dan 5,00!)
53
Op een rose papiertje binnenin staat;
FABRIEKANT
IN B0ERINNEH0EDEN
C.LUYCX
Papegaaistraat C. No. 99
GOES
Het valt op, dat het hoedje verkocht werd in één van
de nauwere straten van Goes. Lang vond de boerin het te
"nochter" om te winkelen. Fotograaf F.F. de Soomer zei
me in 1960, dat dit de reden was, waarom hij in die
straat was blijven zitten; hij zou anders nooit zo veel
hebben kunnen fotografiëren
Behalve de kralenversiering kenden de katholieken nog
het zogenaamde "kap oedlint"waarvan drie soorten be-1
stonden; het gewone kaphoedlint;
het rouwlint voor zware rouw;
het lint voor halve rouw.
—Het gewone kaphoediint was zeer kleurrijk; 3 banen, waar
van de middelste 8 cm breed, in groene zijde met fabrieks
matig ingeborduurde rode,.en gele bloemtuilen; de randen
4 cm. b'reed, in zware paarse zijde, lichtjes doorweven met
witte bloemen. Het hele samengestelde lint meet een 60
cm bij een breedte van 15 cm. De eerste en laatste 10 cm
zijn plat gestreken, maar de middelste 40 cm zijn "gepuupt"
(gerimpeld) en geregenvanonder sterker dan van boven.
Het zo sterk verkorte .lint werd om de achterzijde van de
kaphoed met de uiteinden tegen de zijkanten van de hoed
vastgespeld. Fiiddels een meegespeld reepje karton stond
het lint af van de Achterkant van de kaphoed.
-Bij zware rouw was het lint 1'brede baan van dezelfde
lengte en totale breedte, van hetzelfde model, doch het
was van zwart katoen.
—Bij halve rouw (lichte rouw, of 'paese rouwe') bestond het
lint uit 5 banen." We kennen 2 modellen:
1. Afwisselend grijsblauw en zwart; de buitenbaan heeft
een onopvallend "werkje";
2. De banen zijn paars"-en crème en groen; de buitenbaan
heeft ook een onopvallend "werkje".
De bewexking en 'zetting' van alledrie soorten linten zijn