r
12
KEETJE GOENSE
De Zeeuwen schijnen met veel Nederlanders de onhebbelijk
heid gemeen te hebben, de naam wan een opwallende of popu
laire persoon in-verkleinde worm te geven.We brengen zo'n
mens daardoor een beetje op het niveau wan onze nog al
eens bespotte kneuterigheid. Het was "heia Keesiei", "hup
Cruyfie" en deze. lijn heel ver doorgetrokken, was het ook
altijd: Keetje Goense. Dat Keetje zat er warmpjes bij; ze
wist haar beetjel In dergelijke bewoordingen sprak men
graag over deze vrouw. Wie was zij?
Veel oudere, katholieke, agrarisch geïnteresseerde Zuid-
Bevelanders zullen wel eens wan het rijke Keetje Goense
hebben gehoord. Zij immers bezat aan de Boerendijk twee
grote boerderijen en ook nog een boerderij aan de Postweg.
Vanaf lang vóór de Tweede Wereldoorlog tot ongeveer 1950
werden deze drie boerderijen bewoond door respectievelijk
Arjaan Oanse Vermue, Klaas van Stee en nog een Van Stee
aan de Postweg.
Toen Keetje weduwe was geworden, moet het beheer over de
drie hofsteden haar zeker toevertrouwd zijn geweest. Ze
zou bijna elke dag strekschoenen hebben gedragen, om aldus
geschoeid inspecterend en observerend de ronde te doen
over haar zaai- en weilanden.
Over haar geestelijke en religieuze diepgang weet ik
niets bijzonders, maar hierin zal ze zich niet veel van
haar tijd- en streekgenoten onderscheiden hebben. Laten we
maar aannemen, dat ze zeker goed orthodox was en verder
zeer geoccupeerd met de grond.
Wat grond en verder materieel goed betreft, heb ik menig
keer een uitspraak van haar horen aanhalen, die aldus
luidde: "Mijn eigen kinderen zullen het nog goed hebben en
de kinderen van mijn kinderen ook nog; maar dan weer de kin
deren van die laatsten, zullen het misschien heel wat min
der hebben." Deze allerlaatste kinderen zullen nu zo goed
als allemaal tussen de 50 en 7G jaar zijn; dus die kunnen
het best zelf beoordelen, in hoeverre overgrootmoeder
Keetje's voorspelling juist is. Ik beperk me tot de op
merking, dat Keetje's uitspraak kennelijk alleen de mate
riële welvaart betreft en voorbijgaat aan de gezondheid en
13
het algemeen welbevinden, het welzijn van haar nageslacht.
Het bovenstaande heb ik van mensen, die Keetje nog ge
kend hebben. Op het kerkhof van Heinkenszand heb ik haar
grafsteen wel eens gezien en daarop stond volgens mijn her
innering als haar sterfdatum 1925 vermeld. Begin 1980
schijnt dit graf opgeruimd te zijn
Tot slot probeer ik Keetje in genealogisch perspectief
te plaatsen, zonder daarvoor een speciaal onderzoek gedaan
te hebben. Over de familie Goense weet ik bijna niets.
Zij was met ene (Marien?) Vermue getrouwd. Nader onderzoek
zal moeten uitwijzen, of mijn vermoeden van nu zal blijken
de waarheid te zijn. Ik vermoed namelijk heel sterk, dat
Keetje zal afstammen van Joannes Cornelisse Goense, boer
aan de Boerendijk vanaf 1736 tot 1768 en gehuwd met Maria
Cornelisse Boonman, geb. 19-11-1714 en dochter uit het
tweede huwelijk van Cornells Jacobse Boonman met Catharina
Adriaanse Raas. Het echtpaar J.C. Goense Boonman krijgt
negen kinderen.
J.G. Goense komt in 1736 op de "extra goede en welbetim-
merde landshoeve, bestaende in een groote huijsinge,
schuur* prk en keete, met den gevolge van 5 gemet 74 roe
den, soa haf als boomgaerd int Noortland" (Las. 2820,
nr. 102) van zijn in 1734 overleden schoonvader Cornelis
Jac. Boonman. In de volgende jaren zien wie hem steeds
grond kopen en we zien hem en zijn vrouw Marretje (sic)
Cornelisse Boonman op 13-8-1768 als peter en meter staan
bij de doop van hun kleinkind Maria. Dit kleinkind Maria
is de dochter van Cornelis Janse Goense en Maria Corne
lisse Boonmanl Schrikt U hiervan niet, want in de 18de
eeuw zijn er al verschillende Cornelissen Boonman.
Nauwgezet onderzoek zou bovenstaande terugblik verder
kunnen uitdiepen, uitbreiden en doortrekken tot eventueel
Keetje Goense.
G 0 I R L E
J. BOONMAN