-64--
waar je niet intiem mee om kon gaan, als je prijs stelde op
je eer en goede naam. (Dit is overigens heel lang zo geble
ven en voor een deel hier en daar nog steeds aanwezig.)
Bij de boeren en ambachtslieden (zeg maar "de middengroep")
was het tegendeel het geval. Ook zij koesterden niet zoveel
achting voor hem, maar toch vonden ze hem "te geleerd" om
ongedwongen mee om te gaan. Het logisch gevolg was, dat de
bovenmeester van de hofsteden en uit de huizen der beterge
situeerden wegbleef en pp den duur vereenzaamde.
Geen wonder, dat veel bovenmeesters echte "nijdassen" wer
den. Ze reageerden hun ergernis vaak af op hun leerlingen,
want in de school heerste de meester onbeperkt. Plak en
bullepeesfoarén wel afgeschaft, maar verder waren lichame
lijke straffen nog volop "in". Éls blijk van afkeuring kon
de bovenmeester ook een flinke straal bruin tabakssap over
de lei en handen sproeien, in plaats van dit vocht met een
keurige straal te deponeren in de kwispedoor die meestal
naast de lessenaar stond. Ook het "meten met twee maten"
kwam Veel vöpr. Kinderen van rijke ouders en die van lieden
die in "dë wek" (de gemeenteraad) zaten, werden haast altijd
zorgvuldig ontzien. Maar de kinderen van "de smalle gemeen
te" zaten - dn de regel in de hoek waar de slagen vielen.
Geen wonder dat op sommige plaatsen ook bij het "eenvoudige"
volk geen achting voor de meester bestond. Overigens was de
^houding van zo'n bovenmeester wel te begrijpen. Hij was immers
1 geheel afhankelijk van de kleins groep "upper ten".
Begin 20 eeuw werd de situatie voor de bovenmeester lang
zamerhand wat beter. Ook kwamen er van lieverlee betere op
leidingen, mede waardoor de achting van het "ambt" toenam.
Wel bleven vele zaken nog lang in gebruik. Toen ik bv. een
20 jaar geleden tot hoofd der school te Heinkenszand werd
benoemd, vond iedereen het vrij normaal dat ik kort daarna
tot secretaris-ontvanger van de kerk werd benoemd. Verschil
lende van mijn voorgangers waren dat ook geweest. Ik heb vaak
hun fraai handschrift bewonderd. Ook het "zitten tussen twee
st oelen" heb ik aan den lijve ondervonden; maar voorzanger,
klokluider en grafdelver ben ik nooit geweest!
-65-
Wie nog eens wat meer wil weten over dit soort zaken,
moet de boekjes van J. Vader over het Zeeuwse(vooral
Walcherse) platteland eens lezen. Uit die boekjes
haalde ik veel informatie voor dit artikel.
Ook beschrijvingen van sommige dorpen vermelden vaak
tal van bijzonderheden. Ik noemde al K, Wielemaker van
Biggekerke, maar ook de boeken van W.P.v.IJsseldijk
over Kapelle Biezelinge Schore Eversdijk en diens
boek over Yerseke, dë boekjes van de li 1939 overleden
hoofdonderwijzer van 's-GravenpolderD.A. Poldermans,
en vele andere dorpsbeschrijvingen leveren vaak de meest
kostelijke verhalen op.
HEINKENSZAND H. EVERSDIJK
boekbespreking
DE SMID..VAN SCHOUWEN door Frank Visser;
uitg=* Stok, Baarn, 1976.
Een goed verhaal van doen en laten van een smid van
ca. 1930 tot ca. 1965- Jammer, dat het niet in het
Schouwse dialect werd genoteerd."De redenen hiervoor
geeft schrijver overigens wel aan. We zijn echter bang,
dat onze tijd de dialecten grondig verandert; vastleg
gen van het voorbije is hard nodig en dit was zo'n kans,1
Schrijver hinkt in het boek op twee benen: hij geeft
een bandopname-verslag van wat de smid van Serooskerke
(Schouwen) beleefde in Crisistijd, Oorlogstijd en tijd van
de Ramp van 1953verder is dit verhaal onderbroken
door historische, economische en geografische beschou
wingen van de schrijver. VW zal er mee in zijn sas zijn.
Het boek bestaat uit3 losse delen: het smidsverhaal,
beschouwingen, een drama rond de actie fOosterschelde
Open» (0S0). O.i, geeft het tweede deel teveel infor
matie (een 100 pagina's).
Verder hebben we een bezwaar tegen de. titel: 't esrste
deel hafldelt over een smid van Serooskerke. De laatste
120 blzhebben zo goed als niets meer met die man te
maken
KWADENDAMME a. DE B00