PSALM 8^ V..2 11.
Ter herinnering aan de eerste steenlegging
onder het bestuur van
J.J. van Gorsel
president
H.J. Augustijn
secretaris
A. Oele
C. van der Werff
en Ao Goeree
Kerkvoogden
ABaak
H. Bakker
J. van Boven
G. Windhorst
H. de Jonge
G. Nagelkerke
Notabelen
20 April 1891
Architect: A. Ie Qlercq
Aannemers
J. van Boven
en
C. Windhorst
Dit gebouw, dat ongeveer zevenendertig jaar in gebruik ge
weest is, zullen heel wat oudere gemeenteleden zich nog
best herinneren.
Betrekkelijk spoedig te klein geworden, is dit 8 juli 1928
vervangen door een nieuwe kerk. Dit gebouw moest tengevolge
van de februariramp in 19.53 een grondige restauratie onder
gaan
EINDHOVEN A. DE SMIT
HET HUWELIJK OVES DE PUTHAAK
Weinig mensen kennen de uitdrukking "getrouwd over de put
haak", of weten, wat een puthaak is. Dit bleek uit een vrij
uitgebreid onderzoek dat ik instelde, om te trachten bete
kenis en oorsprong van deze uitdrukking te achterhalen.
Mijn schoonvader, geboren in 1877 "te Domburg, gebruikte
haar af en toe, maar kon er geen andere verklaring van ge
ven dan dat zij betrekking had op mensen die niet wettig
getrouwd waren doch in concubinaat leefden., hetgeen in
Zeeland in de vorige eeuw, en speciaal op het platteland,
- 7 -
zelden voorkwam.
Ik vond de vérklaring in een boek, in 1878 uitgegeven in
Parijs: "Le Coeur du Pays" door Henri Havard. De auteur
maakte in de zeventiger jaren der vorige eeuw verscheidene
reizen door Nederland, waarover hij enige boeken schreef on
der de verzameltitel: "La Hollande Pittoresque"Het derde
deel van deze reeks ,*"Le Coeur du Pays", is meer speciaal
aan Zeeland gewijd.
Het huwelijk over do puthaak was (aldus Havard) gebruike
lijk onder de 'polderjongens®, waarmee de schrijver de grond-
of dijkwerkers bedoelt die, voornamelijk uit Brabant afkom
stig, door het hele land grondwerken plachten aan te nemen.
In Zeeland betrof het meesta-1 -werk aan de dijken. Ook zink-
stukken voor oeververdediging ^werdén door deze- mensen ge
maakt
In Noord-Beveland -misschien ook elders- werden ze niet
'polderjongens', maar 'breibroekengenoemd.
Zolang het werk duurde;, woonden de mannen ter plaatse in
keten, soms ook wel in woonarken.
Ze waren verdeeld in ploegen, bestaande uit ongeveer een
dozijn mannen, waaronder een voorman, die 'putbaas' of
'putter' genoemd werd (deze-functie bestaat'nog steeds'
onder de naam 'putter'), pluséén 'vrouw.
De vrouw hield het woonverblijf schoon, zorgde voor het
eten en de was, en was met de'voorman getrouwd "over de
puthaak". U begrijpt dat een vrouw, om dit leven t\e kunnen
volhouden met twaalf mannen in één keet, van het slag
moest zijn dat met de dichter kon zeggen: "Moi seul, et
c'est assez" (ik alleen, en dat volstaat).
De puthaak was het statussymbool van de voorman en werd
gebruikt om de kruiplanken te verleggen, waarover met krui
wagens de grond op het werk werd aangevoerd. Het instrument
bestond uit een houten steel met aan één einde een ijzeren
haak. (Een latere versie van de puthaak werd bijvoorbeeld
gebruikt op de veerboot Kortgene - 'Lolphaartsdijk bij het
uitleggen van de loopplank;' deze puthaak was geheel van
ijz er
Iemand kon voorman worden van een ploeg' polderjongens als
hij voldoende vakbekwaamheid, bezat, oen bepaald bedrag opz.'i