- 14 - KERKEN OP NOORD- EN ZUID-BEVELAND Hoe konden op Noord- en Zuid-Beveland toch zoveei kerken en kapellen tot stand komen; hoe werd het on derhoud ervan verzekerd We zullen trachten, een antwoord te geven. Tussen 1280 en 1530 waren er op Noord- en Zuid-Beve land 73 kerken en 18 kapellen. Door de stormvloeden van 1530 en later zijn er 40 kerken en 11 kapellen ten onder gegaan; hoofdzakelijk in het Land van Reimers— waal, Borssele en Noord-Beveland. Als eerste werk hij het bedijken van een polder, acht ten de edelen of leenheren het zich een plicht, een kerk te houwen, wat het stichten van een dorp stimu leerde. De leefbaarheid werd vergroot, en de lust tot het in gebruik nemen der gronden ook. Het ontginnings werk werd spoediger ter hand genomen de nieuwe pol ders leverden^ spoediger inkomsten, zodat daardoor op hun beurt de inkomsten der edelen—eigenaars weer wer den vergroot. Meer opbrengsten van tienden en Van de beplanting van dijken en wegen vloeiden de eigenaars toe, zodat net stichten van een kerk of kapel de op brengsten de gemaakte kosten weldra goedmaakten. Ook het onderhoud van kerk en bedienaar had voor die tijd niet zulke grote bezwaren; Het waren uitsluitend zoons van edelen die de kerken bedienden, omdat de minder gegoeden de studies niet konden bekostigen en omdat de edelen gaarne (heel) wat invloed hadden bij de aanstelling van de geeste lijken. De inkomsten van de kerk waren van meet af aan een tiende bij een bedijking, schotvrij, dus zonder pol— derlasten. Aan de kerken werden grote legaten toege wezen. Het onderhoud kon dus behoorlijk gefinancierd worden. Door het afzwakken van de financiële bases, vooral in de Franse Tijd; door het minder bevolkt raken van de oude dorpen, konden de vaak te grote oude kerken niet voldoende meer worden onderhouden, zodat men overging tot afbraak (Baarsdorp, Sinoutskerke) OVEZANDE PRIJK Azn - 13 - PLAATSNAMEN OP ZUID BEVELAND Om. bevallig door een Zeeuws terrein heen te schrijden, moet men minstens een bevallig figuur hebben. Daaraan voelen we dieptragisch het gemis, nu we van de ene slikvlakte overgaan naar de andere. En ook hier zul len we wellicht schuivers maken; pats' daar liggen we in ons goeie, goedó Mogelijk wordt ons dan een helpende hand gereikt, die ops een veiliger weg duidt Het is al vele eeuwen geleden, dat de naamgeving plaatsvond op Zuid-Beveland. De grote overstromingen tussen 300 en 600 ruimden de'laatste restjes bevol king uit de prehistorie-, en de' romeinse tijd grondig op. Rond 900 is er weer bewoning. Voor de naamgeving-is van grootbelang, te weten,wie die bewoners waren. Gezien het in de Schelde-delta nog altijd gesproken dialect", kunnen we ermee accoord gaan, deze stamvaders uit. West-VIaanderen te laten komen* vreedzame infiltratie, want niemand werd van zijn grond verdreven. Jammer, dat er geen geletterden bij waren; de berich ten over onze streken komen uit den vreemde (Echter- pach, Nijvel, Gent, Ter-Doe.st). En dèn is het nog al- lemaal latijn of wat daar voor door moet gaani Deze oudste documenten uit de lieden 12e eeuw geven soms ons totaal onbekende namen, die niet meer in on ze huidige naamgeving terug te vinden zijn. Een voor beeld, twee Hollandse plaatsen betreffende: 1063 Spirnerezivald' Hemesenkirica 1083 Smirnevualt Héimettenkiricha 1083 Spirnetewalt Heimesenkyricha 1156 Sp arnereswalt Ymezarikerka 1964 $p aarnwou Heemskerk Dergelijke "vreemde" benamingen zijn 'er ook van Zuid- Beveland; wij hebben ze niet tot onze. beschikking. Van uithoven van Ter Doest staan in het oosten van Zuid-Beveland o.a. gemeld' Morlodenesse en Scoude- moer, maar we kunnen niet raden, welke plaatsen in de 13e eeuw hiermee bedoeld zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Varia Zeelandiae | 1964 | | pagina 9