Ontmaskerd Bunzing Door.' Sandra Dobbelaar We wandelen het bos in. Het is een prachtige avond. Nog een uurtje en dan wordt het donker. Het wordt langzaam stiller om ons heen. Ook wij zijn stil. Alleen de vogels flui ten hun avond lied. Ineens komt er een diertje ons tegemoet gelopen over het pad. Omdat het niet meer zo heel licht is, kunnen we moeilijk zien wat het is. We blijven roerloos staan en het diertje ook. Het tuurt in het gras naast het pad. Het lijkt wel of hij iets hoort. Misschien wel een muis of een konijn? Heb jij ooit wel eens een bunzing gezien? Waarschijnlijk niet. Wel vind je er af en toe eentje dood langs de weg. Gek eigenlijk dat je ze nooit ziet, want dit nachtdier leeft eigenlijk wel zo'n beetje overal in ons landschap. Wie het over een bunzing heeft, zegt vaak dat ze ge vaarlijk zijn. Dat ze net als een her melijn iemand bij de keel te pakken nemen en het bloed opdrinken. Dat is niet waar. Bunzingen doden hun prooi meestal door een snelle beet in het achterhoofd. Door die snelle dood, zie je juist bijna geen bloed. Zo worden heel wat muizen, ratten en konijnen gevangen. Alles wat ze Bunzing. Foto Lucien Calle op een makkelijke manier kunnen vangen, zullen ze pakken. Bijvoor beeld bij kippen in een kippenhok. De kippen kunnen dan geen kant op en de bunzing gaat net zo lang door, tot hij ze allemaal heeft. Maar dat doen ze bijvoorbeeld ook bij een kikkerpoel waar op dat moment veel kikkers of padden zijn. Van al die dode dieren, maken ze een voorraad. Dat doen ze om ook in tijden dat er minder prooien zijn, genoegd te eten is. De voorraad wordt verstopt onder de grond in een verlaten hol. Eigenlijk lust een bunzing alles wel. Konijnen, muizen, ratten, kippen of jonge vogels, kikkers, padden, of bessen en regenwormen. Ook dode dieren die langs de weg liggen lust hij wel. En soms wordt hij dan zelf aangereden. Een bunzing woont meestal in een verlaten hol of schuurtje. In de schemering wordt hij wakker en dan gaat hij op pad om te jagen. Alles wat hij onderweg tegenkomt aan lekkere hapjes, zal hij niet voorbij lopen. Zo gebeurt het wel eens dat een bunzing, die in de buurt van hui zen woont, een bordje kattenvoer of een vetbol voor de vogels opeet. In de herfst als het kouder wordt, gaan bunzings soms weg uit het veld. Ze vertrekken naar erven en gaan dan bijvoorbeeld in oudere schuren wonen. Daar zijn altijd wel muizen te vinden. Wie een bunzing in zijn schuur heeft, kan dat ruiken. Een bunzing heeft een heel aparte geur, net als een wezel. Wanneer een bunzing gestrest is, of bang, omdat er bijvoorbeeld een vos in de buurt is, dan scheiden ze een vieze geur af. Dat doen ze om de vijand af te schrikken. Vlakbij de anus, hebben ze speciale stinkklieren. Om hun leefgebied af te bakenen, gebruiken ze ook hun stinkklieren. We kijken nog steeds naar de het dier langs het pad. Even later loopt het beestje weer richting ons. Als het 10 meter van ons vandaan is, lijkt het te schrikken. Het blijft staan en kijkt ons aan. Nu pas zien we het lichte vlekken om de ogen en de snoet. Net alsof hij een masker tje op heeft. Verder is hij helemaal bruin met zwarte haren en met wat donkerdere poten. Het is een jonge bunzing! Ineens springt de bunzing de struiken in en zien we hem niet meer. Wat een prachtig beest! En wat een ervaring! Want wie ziet er nou wel eens een bunzing en dan nog van zo dichtbij! Blij wandelen we verder. Hopelijk zien we hem nog een keer.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2017 | | pagina 27