ïr 2015/16
O
Wintervoedsel van ransuilen bij Axel
braakballen hebben onderzocht, hebben we de aanwezigheid
van één schedeldeel aangemerkt als één prooi. Als bijvoor
beeld in een braakbal van de Veldmuis één bovenkaak, twee
linker- en één rechteronderkaak aanwezig waren, hebben we
dat aangemerkt als twee Veldmuizen.
Voor de schedelresten (meestal alleen de snavel) van vogels
beschikten we niet over een tabel. Soms kon aan de hand van
veerresten in combinatie met de snavel de soort worden be
paald. In de gevallen dat dat niet lukte, zijn de resten bewaard.
Het is de bedoeling die later, zodra we een referentiecollectie
hebben opgebouwd of een tabel hebben gevonden, alsnog
te determineren. Voor dit artikel werd alvast onderscheid
gemaakt op grootte. Kleine vogels hebben de grootte van een
Roodborst, Huismus of Groenling en grote hebben de grootte
van een Spreeuw, Zanglijster of Merel.
Resultaten en discussie
In Figuur 1 wordt een overzicht gegeven van het aantal per
keer op de slaapplaats getelde Ransuilen en het aantal verza
melde braakballen. Ofschoon er een redelijk verband is tussen
beide, is het aantal uilen ongetwijfeld onderschat. Het valt niet
altijd mee ze allemaal op te sporen. Ze wisselen nogal eens van
slaapboom. Zo werden vanaf 26 januari nog wel braakballen
gevonden, maar geen uilen meer gezien. De slaapplaats was
bezet van begin november tot eind februari. In december ging
het om 10 vogels.
In de duinen van Noord-Holland maakten Ransuilen meestal
van de slaapplaats gebruik vanaf november tot en met maart-
april (Koning Baeyens 1990). In Axel nam vanaf begin januari
het aantal Ransuilen af. Afgaand op de vondst van braakballen
zijn de laatste ransuilen eind februari vertrokken. Voor mogelij
ke reden zie verderop.
In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de per vijf- tot
achtdaagse periode in de braakballen aangetroffen prooien
en in Figuur 2 zijn de resultaten voor de gehele winter samen
gevat. Op aantalsbasis was de Veldmuis met 59% veruit de
belangrijkste prooi. Ze werd gevolgd door Bosmuis (21%) en
Aardmuis (10%). De overige muizen maakten 5% uit. De rest
waren vogels (3%) en ratten (2%). Ook elders in Noord-, West
en Midden-Europa bepalen eerstgenoemde drie soorten het
hoofddeel van het voedsel (Glutz &Bauer 1980, Mikkola 1983,
Mebs en Scherzinger 2000).
Gemiddeld werd in een braakbal 1,7 prooi aangetroffen (zie
methode). Volgens Glutz Bauer (1980) produceert een
Ransuil 1,25-1,4 bal per nacht en zitten er de resten van 1,3-2,3
prooien in. De door de Ransuil meest gegrepen prooi, de Veld
muis, weegt circa 25 gram, een Bosmuis circa 20 gram en een
Aardmuis circa 35 gram.
Bijzondere prooien waren een Huisspitsmuis en een Meikever.
Ransuil.
Ransuil.