Inleiding: In de herfstuitgave van 2015 was er een interes sant artikel te lezen over het voedselonderzoek bij de Oeverpiepers in Saeftinghe door Bas de Maat en Ed Stikvoort. Maar hoe ziet zo'n Oe verpieper eruit en wat is het verschil met de minder bekende Waterpieper? Een mooie aanleiding om eens het verschil te belichten tussen beide soorten. Waterpiepers zien we van oktober tot en met begin april en komen voornamelijk uit de Alpenlanden. Oeverpiepers zien we van oktober tot en met maart en komen vooral uit de kuststrook van Scandinavië, maar ook uit Groot Brittannië en Noord Frankrijk. In dit artikel probeer ik wat aanwijzingen te geven over hoe je deze twee soorten wat gemakkelijker kunt herken nen. Heel veel zelf ervaring opdoen in het veld is hierbij echter onmisbaar. Het onder scheid tussen de Britse Rots/Oeverpieper (petrosus) en de Scandinavische Oeverpieper (littoralis) is in winterkleed nauwelijks te maken en komt hier niet aan de orde. Eigen ervaring: Biotoop Als Saeftinghe-teller heb ik de Oeverpieper leren kennen, waar de vogels in de kleine geultjes vooral op allerlei ongewervelden fourageren. Bij verstoring vliegen ze vaak verder door een geultje vooruit naar een oeverrand om daar verder te fourageren. Vaker zie je ze ook op de afgebrokkelde randen van de grotere geulen fourageren op zoek naar "springers en ander spul". De Waterpieper heb ik leren kennen bij de Vlaamse kreek. Deze is wat schuwer dan de Oeverpieper en vliegt vaak eerder op voor aleer je hem goed kunt bekijken. Je ziet ze meestal binnendijks fourageren in slootkanten dicht aan de waterzijde of je vindt ze in de buurt van plasjes of zeer zompige weiden, waar ze soms tussen de koeien fourage ren. Soms zijn ze in groepjes op natte pas omgeploegde slikakkers te vinden. Als je geluk hebt kun je ze op de oeverrand van een sloot zien waar ze kleine slakjes op een lijsterachtige manier met zijdelings kopzwaaien verwerken. Waterpiepers zie je ook s'avonds op de slaapplaatsen bij de kreek in het riet. Over het herkennen van de vogels op zicht Bij het op zicht herkennen van Waterpiepers en Oeverpiepers in winterkleed, het beste tijdens fourageren, kun je kijken naar: Waterpieper: Een duidelijke dikke wenkbrouwstreep geheel witte buitenstaartveren lichte vleugelstrepen Bruinkleurige bovendekveren fijn (pen-)streepjespatroon op borst en flanken spierwitte buik Lichte flanken weinig fijnjgestreept Oeverpieper: Vage lichte /afwezige wenkbrouwstreep en opvallende oogring grijswitte buitenstaartveren of wit enkel aan staartpunt van de 6e buitenste staartveer onduidelijke vleugelstrepen olijfgroen/bruine bovendekveren vuilgestreepte donkere flanken grof streepjespatroon op borst en buik en flanken/ vuilwitte buik Het verschil met Graspiepers zit hem onder ander in het formaat. Graspiepers zijn kleiner meer geelgroen gestreept op rug en hebben lichte poten. Uiteraard kun je de verschillen het beste zien tijdens fourageren, waarbij je een dosis ge luk moet hebben. Vooral Waterpiepers zijn soms erg schuw en laten zich niet gemak kelijk zien tijdens fourageren. Oeverpiepers c lijken veel minder schuw. Vluchtgedrag: Oeverpiepers vind je voornamelijk buiten dijks en in Saeftinghe vliegen ze bij opjagen meestal over korte afstand laag door een klein geultje weg om vervolgens onder een oeverrand verder te fourageren. Ook zie je ze soms in groepjes van 4 of 5 in de buurt rondfladderen om dan weer een klein geul tje in te vliegen Hooguit zie je ze een enkele keer in een de top van een zeeaster of op de stengel van een zeebies zitten.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2016 | | pagina 8