b
p
CS
pioniersituatie. Begraafplaatsen bieden, als
het beheer er niet al te giftig is, vaak een
aardige samenvatting van de kleimosflora
in de omgeving.
Op steen hebben mossen (met algen en
korstmossen) vrijwel het rijk alleen. Steen
is overal, maar vooral natuurlijk in steden
en dorpen, die dan ook bijna altijd mos- en
soortenrijk zijn. Onder die soorten bevinden
zich opmerkelijk veel zeldzame en rode lijst-
soorten. Oude dorpskernen zijn meestal rijk
aan steenbewonende mossen.Twee landelijke
zeldzaamheden als voegenmos en steentjes
mos zijn op veel Zeeuwse dorpskerken te
vinden. Het zijn zuidelijke soorten die het
in het zachte, vochtige Zeeland goed doen.
Dat geldt ook voor halvemaantjesmos, een
wat zeldzamere dubbelganger van het be
kende parapluutjesmos, maar met bovenop
halvemaanvormige 'versieringen' in plaats
van ronde bekertjes. Het groeit vaak zowel
op de voet van de kerkmuur, op het klinker
pad als tussen de struiken. Rond de kerk
is meestal méér oude steen te vinden: de
pomp, gedenktekens, grafstenen. Vooral
bestratingen met oude IJsselsteentjes zijn
bij mossen erg in trek.
Op begraafplaatsen zijn vaak aardige steen
bewoners te vinden. Een karakteristieke
soort is de gesteelde haarmuts: ronde, bijna
zwarte mosplukjes waaruit knaloranje
kapsels steken. En voor wie van klimmen
houdt: wat oudere grinddaken kunnen voor
vreemde verrassingen zorgen. Het zijn, met
hunebedden en zwerfstenen, onze enige
zure gesteenten. Op twee grinddaken op de
Braakmancamping groeien twee zeldzame
soorten bisschopsmuts in haast onafzienbare
hoeveelheden.
Een grote groep mossen groeit alleen of bijna
alleen op bomen.Twintig of dertig jaar geleden
was Nederland door zware vervuiling een
'epifytenwoestijn', dat wil zeggen dat alle
boomstammen kaal waren en dat boombe-
wonende mossen hier bijna niet voorkwamen.
Dat is gelukkig veranderd, en 'epifyten'zijn
nu het summum voor veel bryologen. Zee
land is niet erg boomrijk, maar Zeeuws-
Vlaanderen steekt hier gemiddeld gunstig
bij af. Het Bos van Erasmus en Klein Eiland
behoren tot de eerste plaatsen in Nederland
waar het piepkleine dwergwratjesmos is
gevonden. Niet alleen in uitgestrekte bossen
(Sint Jansteen, Clinge, Axel) groeien trouwens
epifyten, op iedere boom kunnen aardige
mossen voorkomen, als hij maar wat beschut
staat tegen wind en daarmee tegen uitdro
ging. De doorsnee-beplanting in steden en
dorpen is meestal het afzoeken waard, het
hoeven niet eens parken of plantsoenen te
zijn. Op beschutte bomen op privé-erven kun
je de meest onverwachte soorten tegen
komen. Op één enkel erf bij Hengstdijk
vonden we meer dan veertig mossoorten,
waaronder tien epifyten, waaronder het
enige boommos in Zeeuws-Vlaanderen.
Dan is er het zand: kalkrijk in de duinen en
op veel andere plaatsen waar de zee niet
te lang geleden vrij spel had, kalkarm in de
strook langs de Belgische grens. Ze hebben
allebei hun eigen mosflora. Op kalkarm zand
is die nog wat rijker dan op kalkrijk zand. Ik
kan dat erg waarderen en kom er graag,
maar de Zeeuwse duinen en pleistocene
gronden hebben de rest van Nederland op
mossengebied betrekkelijk weinig te leren.
Op de landelijke verspreidingskaart knallen
diverse Zeeuwse klei- en steenbewoners
eruit, maar de mosflora in de duinen en
zandbossen wijkt weinig af van die elders.
En ik houd nu eenmaal van wat minder druk
begane paden, lees: de niet gecanoniseerde
natuurgebieden. Aardige en zeldzame soorten
groeien er genoeg: duinkronkelbladmos bij
Nieuwvliet-Bad, schorsdekmos en gedeeld
watervorkje in SintJansteen, recht palmpjes
mos in onder meer Axel. In het hele gebied
rond de Braakman is door de snel wisselende
grondsoorten ook de mosflora afwisselend.
14
rji
Pt
P