DE KLIMOPBIJ IN ZEEUWS-VLAANDEREN ledereen heeft zoiets al eens meegemaakt. Je bent lange tijd naar Iets op zoek geweest, steeds zonder resultaat. Dan plotseling sta je oog in oog met dat wat je zocht. Direct is er ver bazing en kippenvel voelbaar. Zo ging het ook met de klimopbij (Colletes hederae), die we in de herfst van 2003 in Terneuzen ontdekten. Het bleek een spectaculaire vondst. De soort werd immers nooit eerder in west Nederland waarge nomen. Maar voor we daarover vertellen, gaan we eerst even een paar jaartjes in de tijd terug. We waren in september 2001 met een hele groep bijenkenners op Saeftinghe bezig met een onderzoekje naar de schorzijdebij. De schorzij- debij is zeer nauw verwant aan de klimopbij, en is slechts door specialisten ervan te herkennen. Een van de aanwezige mensen was Henny Wie- ring. Henny was een van de meest vooraan staande bijenspecialisten in Nederland, en een buitengewone aimabel persoon. Ik herinner me nog goed dat hij in een van de pauzes de klimopbij ter sprake bracht. Deze soort was, bin nen Nederland, tot dan toe alleen van Zuid Lim burg bekend. Meer naar het zuiden in Europa was ze meer aanwezig. Maar zoals het met zo vele van die zuidelijke insecten gaat, door het opwarmen van het klimaat komen ze wat naar het noorden toe. Let in de toekomst ook eens op de klimopbij, die komt er ook aan, sprak Henny. Helaas heeft hij het niet meer mogen meema ken, dat zijn woorden zo snel bewaarheid zou den worden. Henny stierf onverwachts een week na de gezamenlijke Saeftinghe dag. Natuurlijk moesten we na de ontdekking van de klimopbij in Terneuzen direct aan Henny den ken. Van hem hadden we verhalen over zoek tochten naar nestplekjes in Frankrijk gehoord. Die had hij gevonden door klimopstrengen opzij te duwen en tussen de wortels in de grond te zoeken. Hij had er zelfs nestparasieten (twee koekoeksbijen van het geslacht Epeolus) bij ge vonden. Ook van de nestor van onze insectenstudieclub Bob Van Aartsen hadden we verhalen over de ontdekking van de populatie in Zuid Limburg gehoord. Tezamen met de al even legendari sche Vergilius Lefeber hadden ze in Maastricht Door Luciën Calle urenlang klimop af gezocht. Om dan eindelijk een paar van die bijtjes te vinden. Daags na de ontdekking in Terneuzen, stond onze Bob, teza men met de voltallige insectenclub van Het Zeeuwse Landschap, de klimopbij te bewonde ren, die hier een veel grotere populatie had dan destijds in Limburg. En zoals dat gaat met nieu we ontdekkingen, iedereen hangt 's avonds aan de telefoon en het nieuws verspreidt zich blik- semssnel. Amper twee weken later komt er, vanuit Duitsland een enthousiaste mail binnen van Michael Kuhimann, de wereldspecialist van de zijdebijen... Uiterlijk en gedrag De klimopbij behoort tot de groep van de zijde bijen. Bijen in dit geslacht hebben mooie haar bandjes over hun achterlijf. Ze zijn betrekkelijk fors gebouwd. Slechts iets korter dan de honing bij (die niet zulke haarbandjes heeft). In vergelij king met de schorzijdebij, zijn de vrouwtjes van de klimopbij meer oranjegeel gekleurd, daar waar de schorzijdebijen variabeler, maar vooral toch wat grijzer gekleurd zijn. De vrouwtjes zijn op de bloemen steeds bezig met nectar te drinken of stuifmeel te verzame len. Ze vertonen daarbij dikwijls een wat onrustig en snel gedrag. In vergelijking met andere soor ten komen ze wat schuw over. Ze foerageren vaak ook op dieper in de bladmassa gelegen bloemen. De mannetjes zijn nog onrustiger. Ze 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2004 | | pagina 9