maaisel heeft een betere structuur om te composteren dan bij een klepelmaaier. Bij de slagmaaier worden zaden en ongewerveiden ongemoeid gelaten. Zaden, die zich nog op de plant bevinden worden uiteraard wel mee gezogen. Voor de fauna kan een arm met ketting, die voor de maaibalk aangebracht is, nog een aantal zoogdieren verwittigen van de komst van de maaibalk. Een groot aantal ongewerveiden laat zich hierdoor trouwens ook op de grond vallen, wat voor hen ongetwijfeld het verschil tussen leven en dood betekent. Eenmaal opgezogen wordt het maaisel immers meestal gecompacteerd en laat het ongewerveiden weinig overlevingskans. Eenvormig maaibeheer over grote oppervlakken kan voor ongewerveiden catastrofale gevolgen hebben. Dit kan vermeden worden door cyclisch beheer dat aan de specifieke vorm en functies van wegbermen is aangepast. Als basisprincipe geldt dat slechts een deel of enkele delen van een gebied op eenzelfde moment op eenzelfde manier worden beheerd. Dit leidt ertoe dat vegetaties van elkaar verschillen in leeftijd en in structuur gelijktijdig en naast elkaar aanwezig zijn. Omdat wegbermen langgerekt zijn is het meest logisch de timing en de frequentie van het maaibeheer te alten variëren in stroken evenwijdig aan het weglichaam (figuur) Daarbij zou natuurlijk ook ingespeeld moeten worden op verkeersveiligheidsaspecten. Beheersvariatie volgens stroken evenwijdig met de rijweg heeft het bijkomende voordeel dat er continue lintvormige ruigten ontstaan die gemakkelijk gevolgd kunnen worden door bloembezoekende insecten. Langs veel wegbermen liggen afwateringssloten. Bij sommigen zal het mogelijk zijn oeverbegroeiingen tot ontwikkeling te laten komen. Die worden slechts gemaaid indien nodig en dan bij voorkeur pas in de herfst. Gevallen en staand dood hout wordt het best ongemoeid gelaten als het geen problemen geeft voor de veiligheid van het verkeer. Het onder struiken spuiten van verhakseld hout is een zeer onnatuurlijke vorm van dood plantenmateriaal en dient te worden vermeden. De wegbermen in Oost Zeeuws Vlaanderen De afgelopen tijd is er behoorlijk gesleuteld aan het wegennetwerk door Oost Zeeuws Vlaanderen: de ruit tussen Axel en Hulst, de rondweg rond Zaamslag, de ontsluiting naar Othene en aanleg van diverse rotondes, versmallingen in de doorgaande wegen en parkeergelegenheid binnen de kern van Terneuzen en last but not least' het gereedkomen van de Westerschelde tunnel met de daarbij horende infrastructurele aanpassingen. Bij het sluizen complex van Terneuzen is een veel besproken busstation aangelegd. Hiervoor is de bestaande ecologisch waardevolle wegberm volledig op de schop gegaan. De vegetatie met o.a kleine ratelaar heeft vorig jaar al een gevoelige slag toegediend gekregen met de aanleg van de rotonde. Door het opwerpen van een dijkje aan de rand van het busstation is deze nu begraven. De struiklaag in het aangrenzende bosje is net als bij de rondweg in Terneuzen (Rooseveltlaan) met wortel en al verwijderd. Binnen de bebouwde kom zijn de nieuwe of verbrede (tussen)bermen ingepland met tuinplanten of worden als een gazon regelmatig tot biljartlaken gemaaid. Behalve dat deze bermen veel onderhoud behoeven om te voorkomen dat er ruigten ontstaan, laten deze ook geen ruimte voor ecologische bermen. Dat bermen ook binnen de bebouwde kom een belangrijke rol kunnen spelen kunt men lezen in het artikel over het ecopolismodel elders in dit blad. Om snel een spectaculair resultaat te hebben, worden wegbermen soms ingezaaid met een bloemrijk zaadmengsel. Bewoners en weggebruikers staan daardoor meer welwillend tegenover het nieuwe bermbeheer. Inzaaien van bermen betekent eigenlijk floravervalsing. Bij het inzaaien wordt bij voorkeur van de originele bodem gebruik gemaakt, om de natuurlijke situatie het best tot uiting te laten komen. Men kan eventueel de toplaag verwijderen, om een schralere uitgangstoestand te starten. Voor de natuur en milieu markt is dit jaar door de firma Biodivers een zaadmengsel samengesteld dat overeenkomt met de inheemse planten van de wegbermen op de sluizen en wel van: margriet, knoopkruid, kraailook, veldlathyrus, vogelwikke, smalle weegbree, viltig kruiskruid, rode- kleine rolklaver, scherpe- knolboterbloem, hopklaver, grote ratelaar, wilde peen, pastinaak, duizendblad, glanshaver, goudhaver, reukgras, gewoon struisgras, en rood zwenkgras. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2003 | | pagina 17