*9 4 van leidingen e.d., betreden, afbranden, inzaaien, behandelen met herbiciden bemesten en achterlaten van slootbagger op de berm komen allemaal min of meer regelmatig voor. Hoe meer beheersmaatregelen tegelijk en hoe minder constant, des te groter de milieudynamiek. Voor natuurbeheerders geldt als vuistregel dat er gestreefd moet worden naar een lage graad van milieudynamiek. Nietsdoen leidt over het algemeen tot verruiging en een daling van het soorten aantal (planten) en is in die zin niet gunstig. Voor de fauna is nietsdoen vaak een verrijking. In de praktijk is het toch vaak beter niets te doen dan een slecht maairegime toe te passen, waarbij het maaisel niet verwijderd wordt. Het traditionele gebruik het vee te weiden op de wegbermen, het zogenaamde 'weiden langs 's Herenwegen' verviel in Vlaanderen en Nederland volledig na de Tweede Wereldoorlog. De enige vorm van begrazing van wegbermen, die bleef bestaan is de begrazing onder prikkeldraad van aanpalend weiland. Begrazing onder de prikkeldraad heeft een uitgesproken positief op de soortenrijkdom. Het bloeiaspect is meestal wel geringer dan onder maaien met afvoer van het maaisel. Voor de fauna is de structuurvariatie ten gevolge van begrazing gunstiger dan het egaliserende effect van maaien. Uiteraard is begrazing op grote schaal in wegbermen echter niet meer haalbaar. Beplanting met bomen is doorgaans ongunstig voor de soortenrijkdom en het bloeiaspect van de vegetatie. Vooral exotische boomsoorten zij ongunstig. Boomsoorten als zomereik en beuk zijn echter bevorderlijk voor de paddestoelenflora en de kruidlaag uit bossen bloeit vaak overvloediger in de bermen dan in het bos zelf. Bovendien zijn een groot aantal fytofage insectensoorten gebonden aan deze boomsoorten. Beplanting met bomen kan wel gunstig zijn voor de echolocatie bij de nachtelijke trek van vleermuizen van slaapplaats naar foerageergebied. Plaggen van bermen om water te doen afvloeien of om sloten te reinigen is doorgaans ongunstig, omdat het te frequent, te diep of op het verkeerde moment gebeurt. Een doordacht afplaggen kan soms gunstig zijn om bepaalde verloren gegane plantensoorten uit de zaadvoorraad in de bodem terug te winnen of om de bodem te verschralen. Waar eventueel amfibieën of reptielen vermoed worden is begin juli of eind augustus aangewezen plagtijdstippen om deze dieren zo min mogelijk te verstoren. Voor planten speelt het plagtijdstip minder rol. Het schonen van sloten gebeurt om de twee tot vijf jaar Omwoelen van bermen, achterlaten van slootbagger op de berm, afbranden van bermen, bemesten, intensieve betreding en herbicidengebruik zijn, op uitzondering na, ongunstig en moeten vermeden worden. Slootbagger kan beter op aangrenzende akkers of weilanden gestort worden dan op de berm. Een weldoordacht ploegen van de berm, één keer in de drie tot vijf jaar kan gunstig zijn om akkeronkruidvegetaties in bermen te behouden of te bevorderen. Voor paddestoelen blijkt ploegen negatief. Om de kwaliteit van bermvegetatie te verbeteren is maaien en het verwijderen van strooisel of maaisel noodzakelijk. Twee keer maaien per jaar is voor de meeste bermen een absolute noodzaak: het verhindert dominantie en verruiging en schept kiemruimte. Dat bevordert niet allen het visuele bloeiaspect, maar ook de vrucht- en zaadzetting. De schrale bermen moeten veelal slechts een keer per jaar gemaaid worden. Minder dan een keer per jaar maaien is wel bevorderlijk voor de fauna. Structurele variatie gecombineerd met continuïteit in beheer zijn de belangrijkste vereisten om rijke ongewervelde fauna's te krijgen. Continuïteit in beheer is belangrijk voor planten, maar zo mogelijk nog meer voor ongewervelden. Voor de meeste dieren moeten jaar na jaar de omstandigheden voldoende gunstig zijn om tot voortplanting te komen, want de meerderheid duurt het leven maar een jaar. De best geschikte machines om bermen te maaien combineren het maaien met het afvoeren. Cirkel maaiers of schijvenmaaiers (slagmaaiers) en maaibalken zijn de beste maaitoestellen voor de plant. Klepelmaaiers zijn een minder goed alternatief, omdat ze de planten meer beschadigen en omdat het stukgeslagen maaisel veel moeilijker te verwijderen valt. Vermoedelijk zuigen ze ook meer zaden en ongewervelden van de bodem af. Daarom zijn de beste maait opener, uitgerust met twee schijven, waarop een slagmes is bevestigd. Die maaien het gewas af en bewegen het naar het centrum. Een rotor verkleint vervolgens het maaisel dat pas dan opgezogen wordt. Het op die manier verkleinde 14

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2003 | | pagina 16