4
Daarnaast is er de wens om te komen tot het
beschikbaar houden van een watervoorraad
voor de droge seizoenen, waterconservering
dus, wat gerealiseerd kan worden door het
instellen van hogere peilen en/of aparte
peilgebieden. En niet in de laatste plaats was er
de omschakeling van functie en bestemming
van de grond als natuurgebieden. Onder invloed
van de erkenning van de bredere belangen,
kwam dit ineens anders te liggen. Waar de
eerstgenoemde factoren nog steeds productie-
verhogend blijken te werken, passend binnen de
rationele gedachte, komt bij het laatste al vlug
de vraag naar de legitieme zeggenschap om de
hoek kijken. Alleen is die vraag al in eerder
stadium aan de orde geweest, n.l. bij de
vaststelling van de Zeeuwse uitwerking van het
Natuurbeleidsplan en als zodanig ingevuld.
Wanneer dar de kaart op een democratische
manier is vas'gelegd, is het ook van belang om
de voor de ratuur gevraagde waterpeilen ook
voor die gebieden waar te maken. En daaraan
wil het in de bestaande peilbesluiten nog wel
eens aan ontbreken.
Voorstellen in het peilbesluit.
Voor de natuurgebieden in het peilbesluit mag je
verwachten, dat er een aansluiting komt op de
voor dergelijk j gebieden gehanteerde richtlijnen
voor het doeltype natuur vanuit de Ecologische
Hoofdstructuur. In Zeeuws Vlaanderen betekent
dit, dat het natuurtype met kreken en
kreekachtige gebieden als het "natuurlijke"
erfgoed hoog scoort. Bijbehorend zijn hoge
waterstanden waardoor de aan water gebonden
natuurwaarden op de hiervoor gereserveerde
gebieden zich ook als zodanig kunnen
ontwikkelen. De remedie hiervoor is het
regenmodel: hoge waterstanden in de winter,
gemiddeld genomen lage waterstanden in de
zomer en in ieder geval een langzame overgang
(dagen tot enkele weken) in de grondwater
peilen. Zonder nu een misverstand te willen
opwekken t.a v. de recente wateroverlast is het
beeld van volgelopen weilanden (en voor de
duidelijkheid dus zeker niet de akkers) met enig
reliëf een herkenbaar voorbeeld van dit
doeltype.
In termen van hedendaags natuurbeheer zal
daar de terreinbeheerder ook worden
afgerekend op de in een gebied geproduceerde
natuurresultaten; minder diversiteit betekent
minder financiële bijdrage, zodat het ook hier
goed mogelijk is om de economische schade uit
te drukken van een niet optimaal aangepast
peilbeheer.
En deze insteek heeft een voorzichtige aanpak
gekend. Slechts voor duidelijk gescheiden
gebieden met een eigen waterhuishouding is er
een kans van het halen van de gestelde doelen.
Eigenlijk is er voor de natuur de beste kans op
succes, wanneer dergelijke gebieden zoals bijv.
de Canisvliet en de Vlaamse kreek in het oosten
en de Blikken en de Baarzandekreek in het
westen groot van omvang en regelbaar in
peilbeheer kunnen functioneren. Voor het
overige zijn er nog vele kansen om ook in
andere gebieden dergelijke gebieden aan te
leggen; de omvorming van waterlopen met ruim
bemeten natuurvriendelijke oevers vormen
hiervan een positieve voortzetting.
Tussen de genoemde overeenkomsten en de
verschillen zal een zwaarder beroep gedaan
moeten worden op de techniek van het
waterbeheer, die waar mogelijk met maatwerk
de nodige scheidingen tussen peilgebieden
moet aanbrengen. Om die reden zijn er de
laatste jaren talloze opgestuwde gebieden
verschenen. Wanneer ondanks de inzet van een
dergelijke methoden de problemen daarbuiten
nog niet oplosbaar zijn, geeft het middel van
uitruil van gronden (bijvoorbeeld door de
verschillende vormen van ruilverkavelingen) een
mogelijke oplossing aan, die beide categorieën
kan verrijken. Niet altijd eenvoudig, zeker niet.
wanneer het eigendomsrecht begrijpelijke
emoties oproept. Dit overigens zal met de brede
betrokkenen in het buitengebied in gezamen
lijkheid moeten worden geregeld - een letterlijk
voorbeeld van het poldermodel - en kan niet
alleen bij de landbouwsector op het bord worden
gelegd. Want, net zo min als dweilen met de
kraan open een haalbare optie is, is èn boeren
èn natuur beheren met een niet bijpassend
waterpeil dus ook niet aan te bevelen. Zodat er
wel degelijk een keuze gemaakt moet worden,
die recht doet aan de democratische
besluitvorming, die ook natuurgebieden een
plaats gegeven heeft.
8