HET BEGRAVEN BOS VAN TERNEUZEN niemand schijnt zoiets eerder gezien te hebben. Later meer hierover Leiden, 19 maart 2002. Beste Lucien, Wat de grote paddestoel betreft, ben ik niet verder gekomen dan Ctitocybe nebularis forma..., Nevelzwam. Ik heb niets in de literatuur kunnen vinden. Ik wil het materiaal hier opbergen (Rijksherbarium Hortus Botanicus) met die naam, samen met je tekeningen. Was getekend Kees Bas. En aldus geschiedde... Dus toch een afwijkende, nog niet bekende, vorm van onze Nevelzwam. In de jaren zestig doken onverwacht tijdens de werkzaamheden rond de kanaalverbreding grote, zware stobben van bomen, restanten van een oerbos, op. Ook afgelopen jaar werden in de Koegorspolder, naast de milieustraat, weer restanten van sub-fossiele bomen gevonden. De boomstammen zijn verzameld en op het terrein van de heer George Calon opgeslagen. ROB/RING zette een student aan de Hoge Bosbouwschool Larenstein op het dendrochronologisch onderzoek van deze bomen. (Sass-Klaassen et al, stageverslag) Ontstaansgeschiedenis van moerasbos in Zeeland Tijdens de overgang van de laatste ijstijd naar het Holoceen (geologische tijdvak van de laatste ijstijd 9000 jaar BC tot heden) was de zeespiegel ongeveer 45 meter beneden NAP. Dit hield in dat grote delen van de Noordzee nog droog lagen en dat de mensen Qagers, vissers en verzamelaars van vruchten e.d.), die de droogliggende, grotensdeels beboste gebieden bewoonden, nog vrijelijk naar 'Engeland' konden oversteken. Tijdens het Holoceen ging de gemiddelde jaar temperatuur op aarde omhoog. Dit had tot gevolg dat grote hoeveelheden landijs aan de polen afsmolten, met als gevolg een wereldwijde verhoging van de zeespiegel. Die Holocene zeespiegelstijging is de factor geweest die de Nederlandse kustontwikkeling in hoge mate heeft gestuurd. In Zeeland bedroeg de zeespiegelstijging aan het begin van het Holoceen meer dan 75 cm per eeuw. (In de afgelopen eeuwen is dit afgenomen tot ca. 5 cm per eeuw.) Het laagste deel van Zeeland, waar de zee het eerst binnendrong, lag in het westelijk deel van het huidige Schouwen. De Door: Marian Langeveld rivier de Schelde mondde net uit in deze depressie, maar werd hiervan gescheiden door een Pleistocene zandrug die langs de huidige Belgische grens, door het Verdronken Land van Saeftinghe, richting Tholen en St. Philipsland liep. Deze rug zorgde ervoor dat de Schelde in het begin van het Holoceen in noordwaartse richting afwaterde op het Rijn/Maas riviersysteem. Restanten van deze rug zien we nog in de groeve van Nieuw Namen en de Duintjes aan de Emmabaan in Koewacht) Rond 4400 BC bereikte de uitbreiding van de zee zijn maximale verbreiding in Zeeland. Door de verdere afname van de zeespiegelstijging sloeg vanaf die tijd de balans tussen enerzijds de zeespiegelstijging en anderzijds de ophoging door sedimentatie om in het 'voordeel' van de sedimentatie. Hierdoor begint het getijdegebied geleidelijk te verlanden en begint zich zelfs veen op de getijdeafzettingen te vormen. Vanaf 3100 BC zette de terugschrijdende kustontwikkeling definitief door. De strandwallen hadden hun maximale landinwaartse positie bereikt. De getijde geulen verlandden door de sterke afname van de getijde stroming tengevolge van het verminderde getijde volume. De inkomende getijde golf in het toenmalige getijde bekken in Zeeland ondervond steeds meer weerstand en het resultaat was dat de getijde slag in het achterland van het getijde gebied (o.a. Zeeuws Vlaanderen) gedempt werd. Dit betekende lagere hoogwaterstanden, waardoor hoog opgeslibde delen in het getijde gebied niet meer werden overstroomd. De afwatering van het achterland verslechterde door het dicht slibben van de geulen en als gevolg daarvan begon het kustmoeras zich uit te breiden ten koste van het (voormalige) getijde gebied. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2002 | | pagina 14