4
GRAUWE GANZEN, MEER ONDERZOEK GEWENST
Door: Franklin Tombeur
In Canisvliet - maar ook elders ten lande - duikt
de laatste drie jaar in juli - augustus het
"ganzenprobleem" op. Meer bepaald gaat het
om schade aan landbouwgewassen, waarbij
schade kan optreden tot in maart. M.a.w. bijna
driekwart van het jaar is deze vogelsoort een
"probleem".
Dat er een probleem is ontken ik niet, maar of
het wel goed gedefinieerd wordt is een andere
vraag. Volgens mij is "het ganzenprobleem" een
containerbegrip dat meerdere deelproblemen
maskeert. Bijvoorbeeld hoe benutten wij de
open ruimte? Of hoe benutten wij onze tijd? Ook
dat heeft te maken met het "ganzenprobleem"
M.a.w. een lokaal fenomeen als ganzenschade
op een specifiek landbouwperceel dient in zijn
context geplaatst te worden.
Een ander deelprobleem is m.i. een
kennisprobleem. We weten nog te weinig af van
de relaties, (f)actoren en processen die een rol
spelen in het voorkomen van Grauwe ganzen in
onze streken met zijn waaier aan landschappen.
Dat zo'n kennisprobleem er is zal ik pogen
duidelijk te maken aan de hand van eigen
materiaal dat ik heb verzameld in Canisvliet de
laatste drie jaar. Tezelfdertijd zal blijken dat er
ook nood is aan betere methodiek. Het
doelgericht en doelmatig verzamelen van
gegevens is een eerste vereiste om tot een
goeie diagnose te komen.
Tevens hoop ik wat misverstanden uit de wereld
te helpen en het blikveld wat te verruimen
wanneer we over het "ganzenprobleem" en in
het bijzonder over ganzenschade spreken.
1 Grauwe Ganzen, wie heeft er om
gevraagd
De toename van de Grauwe Gans is geen
typisch Nederlands verschijnsel. In gans West
Europa is deze soort als broedvogel
toegenomen, dus niet enkel in Nederland, maar
ook in Noorwegen, Zweden, Denemarken,
Duitsland als België, onze naaste buren.
Ze zijn niet enkel als broedvogel toegenomen,
maar ook als doortrekker en overwinteraar nam
hun aantal enorm toe. In de winter is dit in
Saeftinghe en omgeving prachtig te volgen. De
aantallen lopen daar op tot veertig-, vijftig-,
zestigduizend stuks
Door deskundigen wordt aangenomen dat deze
toename te maken heeft met het massaal
omzetten van woeste gronden en bossen in
landbouwgrond. Tezelfdertijd zijn veel natuurlijke
verblijfsgebieden (habitats) van deze vogels
zoals (rivier)uiterwaarden, kwelders, moerassen
etc eveneens in cultuurland omgezet. In beide
gevallen is dit vooral gebeurd met het oog op
voedselproductie, maar ook voor industrie-,
woning- en wegenbouw. Die grootschalige
aanpak (plus de enorme rendementsverhoging
door het massaal gebruik van kunstmest,
mechanisatie en bestrijdingsmiddelen) oefende
niet enkel een aantrekkingskracht uit op ganzen,
ze kunnen ook nergens anders meer terecht dan
bij de boer Van schuwe vogels zijn het
cultuurvolgers geworden. Een mooi voorbeeld
van de aanpassingsmogelijkheid van een
diersoort. Dieren zijn geen starre wezens,
10