zoeken. Vooral graslanden met een korte grasmat zijn in trek bij voedselzoekende Rotganzen. Gedurende de winterperiode, en vooral in gebieden waar weinig ander voedsel voorkomt, zoeken Rotganzen actief naar graszaad en wintertarwe. Ganzen moeten veel eten omdat grassen moeilijk verteren; het overgrote deel van het opgegeten gras wordt na korte tijd en met enige regelmaat (iedere anderhalve minuut) omgezet in een ganzenkeutel. De wijzigingen in het voorkomen en gedrag van Rotganzen hebben er toe geleid dat ze betere overlevingskansen hebben. Na de totale bescherming in diverse landen groeide de wereldpopulatie van minder dan 100.000 tot 200.000 exemplaren, waarvan er zo'n 15.000 in Zeeland zitten. De snelle groei is vooral veroorzaakt door een succesvolle voortplanting. Bij de Rotgans is dat een verhaal op zich omdat, ten gevolge van een verband tussen het aantal Lemmingen en het aantal Poolvossen, Rotganzen met enige regelmaat (eens in de drie jaar) vrijwel geen nakomelingen hebben. Dit jongen-arme jaar kan gevolgd worden door een jongen-rijk jaar waarbij soms wel 50% van de populatie uit jonge vogels kan bestaan. De realisatie van buitendijkse natuurcompensatie in de Westerschelde en diverse binnendijkse zoute natuurontwikke lingsplannen zal op langere termijn naar verwachting voldoende ruimte bieden voor de Rotgans. Het vertrouwde 'rot-rot' dat tussen eind september en begin juni hoorbaar is langs de zoute Zeeuwse wateren zal dan ook niet snel verdwijnen. Grauwe gans (Anser anser) De grootste vertegenwoordiger van de familie van de grauwe ganzen is de Grauwe gans. Vliegend tussen andere ganzen vallen, behalve de grootte, al van verre de lichtgrijze voorvleugels op. Van dichtbij is de dikke oranje snavel is een opvallend kenmerk. Als je de snavel lengte en de broedgebieden van de in Nederland voorkomende ganzensoorten bekijkt, valt het op dat de snavel korter wordt naarmate noordelijker wordt gebroed. Dat heeft alles te maken met de hoogte van de vegetatie. Die is relatief laag op de toendra. In het hoge noorden foerageren de ganzen met snelle pikken van de korte snavel. In gematigde streken zien we langzaam met een grote snavel pikkende en zelfs wroetende (Grauwe) ganzen. Bij de broedgebieden van ganzen wordt vaak gedacht aan taiga en toendra, het hoge noorden dus. De Grauwe gans broedt echter ook veel zuidelijker. Vroeger zelfs waarschijnlijk door geheel Europa. Tegenwoordig broeden ze van Frankrijk tot in Zuid Finland en van Noord Noorwegen tot in Griekenland. Het zwaartepunt van het verspreidingsgebied ligt echter in de landen rondom de Noordzee en de Oostzee. Gebleken is dat de in Nederland overwinterende Grauwe ganzen vooral broeden in Zweden, Denemarken en Duitsland. De Grauwe gans is de enige van nature in Nederland broedende ganzensoort. In Zeeland overwintert meer dan een kwart van de Noordwest Europese Grauwe ganzen populatie. Dat brengt een duidelijke verantwoordelijkheid voor deze soort met zich mee. 's Winters worden in Zeeland geregeld meer dan 75.000 Grauwe ganzen geteld, waarvan het overgrote deel in en nabij het Verdronken Land van Saeftinghe. Zo'n concentratie van Grauwe ganzen komt op slechts één andere plaats voor, namelijk in het uiterste zuidwesten van Spanje (Coto de Donana. Zowel in Het Verdronken Land van Saeftinghe als in de Coto de Donona leven ze voornamelijk van de knollen van Zeebies. De ganzen graven de knollen uit tot op een diepte van 25 centimeter. Als midden februari meer dan 90% van de Grauwe ganzen naar de broedgebieden is vertrokken, zijn in het Verdronken Land van Saeftinghe overal de sporen daarvan duidelijk te zien. Uit onderzoek daar is gebleken dat meer dan de helft van het voedsel uit Zeebiesknollen bestaat. Dat betekent dat de Grauwe ganzen gedurende één winter meer dan 2000 ton Zeebiesknollen uit de bodem halen: gemiddeld bijna 1 ton per hectare! Tot zo'n productie is alleen het Verdronken Land van Saeftinghe in staat. Hoe lang nog? Grauwe ganzen ondergraven hun toekomst. Langs de randen van de Dollard schorren is onderzoek gedaan naar de invloed die gravende ganzen hebben op hun voedselplanten. Op de schorren benutten de Grauwe ganzen niet alleen bovengrondse delen van schorplanten als Gewoon kweekgras, Kweek, Rood zwenkgras en Zeeaster ('lamsoren'), maar ook ondergrondse delen van Zeebies en Engels 16

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2001 | | pagina 18