4
minstens net zo interessant is het voorkomen
van de aalscholver op de Buitenvest. De hele
zomer door waren er twee vogels aanwezig
aldaar zonder dat er overigens tot paarvorming
werd overgegaan. Een geval om in de gaten te
houden in de toekomst.
Een viseter die het wel tot broeden bracht in de
buurt van de Buitenvest, en wel bij de
Berriekreek, was het visdiefje. Dit was mogelijk
nog het enige broedgeval van deze soort
landinwaarts. Vroeger was dat heel anders en
vonden we bij de meeste grotere kreken wel een
paartje visdiefjes. Nu zijn ze beperkt tot de
boorden van de Westerschelde en wel het
sluizencomplex van Terneuzen (182 paar) en op
de schorren van Saeftinghe (283 paar). Het
ijsvogeltje, een soort die we altijd kunnen
verwachten na een aantal kwakkelwinters, liet
zich op minstens twee plaatsen tot broeden
verleiden.
Opmerkelijk in 2000 was het record aantal
territoria van het porseleinhoen dat werd
opgespoord en wel langs de Vogel, in de
Polsvliet, de Rottekreek, Vlaamse kreek,
Canisvliet en het Kapersgat. Als klap op de
vuurpijl was er bovendien een territorium van het
klein waterhoen in de Vlaamse kreek, een soort
waarvan uit een recent verleden slechts één
ander territorium bekend was, uit het Grote gat
te Koewacht. Ook landelijk gezien mag dit iets
I bijzonders heten. En verder vinden we ook zeer
bijzonder voor onze streek 2 territoria van de
watersnip in onze mooiste weidegebieden,
Putting en Polsvliet Oost.
Geen kwarteljaar maar toch werden 4 territoria
van deze hoenderachtige doorgegeven, alle vier
van plaatsen waar we 'gewend' van zijn
kwartelmeldingen te ontvangen. Met de patrijs is
het maar slecht gesteld. Niet alleen nemen ze
schrikbarend af, bovendien worden ze helemaal
niet doorgegeven want blijkbaar zijn ze nog
j steeds te 'gewoon'.
En dan is er het zogenaamde 'klein grut', altijd al
stiefkinderen op archiefgebied. Een greep uit
wat er toch nog zoal is ontvangen.
Goudhaantje, een typische broedvogel van
naaldbossen, 10-15 territoria in de omgeving
van Hulst, Koewacht en Clinge. 13 putters uit de
omgeving van Hulst en Koewacht. Niet dat die
net zo zeldzaam zijn als goudhaantjes - stellig
zijn er vele tientallen broedterritoria in ons
gewest - maar er is gewoon niet meer
ontvangen. Slechts 6 nachtegalen zouden de
avonden hebben opgefleurd met hun
welluidende melodieën. Dat zijn er wel eens
meer geweest want in de jaren tachtig telden we
alleen al zoveel territoria rond de Linie van
Hulst. Maar daar zijn ze thans totaal verdwenen.
Eveneens minder goed gaat het met de snor die
we tot in de jaren zeventig in praktisch elk
rietveld van betekenis vonden. 6 territoria
kwamen boven water waarvan 2 in Saeftinghe.
Uit twee kreken werden baardmannetjes, een
langstaartige mezensoort, gemeld. Van de
grauwe gors, een soort waarvan in goede jaren
in de jaren tachtig tot bijna 100 zangposten
werden geteld, kwamen we in 2000 niet hoger
dan 2, een schril contrast en ook landelijk gaat
het niet goed met de grauwe gors.
Daartegenover staat een topjaar voor de
graszanger (die tot voor kort
waaierstaartrietzanger werd genoemd) met
zeker 25 territoria in Saeftinghe en 2 erbuiten.
En dan zijn er de vele soorten waarvan totaal
geen broedgegevens werden ontvangen. Niet in
alle gevallen mogen we die als verdwenen uit de
streek beschouwen maar bij het voorkomen van
soorten als woudaapje, roerdomp, grote
karekiet, grauwe klauwier, geelgors en goudvink
kunnen we gepast vraagtekens zetten.
Adressen broedvogelarchief Vogelwerkgroep:
E.C.L. Matthijs, Klapstraat 39 4576CT
Koewacht, 0114-361945, ematthijs@hetnet.nl
M.A. Buise, Zandstraat 34 4561 SE Hulst, tel.:
01 14-370244, fax: 01 14-370243,
mbuise@hetnet.nl
21