Een wegberm en wat slootjes langs de St. Ja- Cobstraat werd onderzocht. Het leverde 112 ver- 'schilende soorten op waaronder zandraket (Arabidopsis thaliana), klein kaasjeskruid (Malva neglecta) en groot moerasscherm (Apium no- ■piflorum). Vrijdag 14 juli bezocht de PKN (Planten- ïgociologische Kring Nederland) De Westgeul in de Braakman. Deze groep bestaat uit ware spe cialisten op het gebied van plantensociologie, oftewel vegetatiekunde, en komen vanuit heel Nederland. De Westgeul levert altijd een zeer rijk gevulde soortenlijst op met onder meer di verse orchidee-soorten, ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), rond wintergroen (Pyrola rotundifolia), herfstbitterling (Blackstonia perfoli- ata serotina) en kwelderzegge (Carex extensa). Opvallend was de vondst van bevertjes, ook wel bekend als trilgras (Briza media). Vermeldenswaard is het voorkomen van de rnantelanjer (Petrorhagia prolifera) in de omge ving van Sluiskil. Deze zeer zeldzame plant groeit met enkele exemplaren op een zandige, zeer warme dijkhelling. Ook langs de goederen spoorlijn groeit de plant en het voorkomen ervan was in het jaar 2000 ronduit spectaculair te noe men. Meer dan 5.000 exemplaren stonden in bloei! Het is 'n eenjarige soort die dus ieder jaar ppnieuw vanuit zaad moet ontkiemen en kenne lijk waren de omstandigheden dit groeiseizoen buitengewoon gunstig. Insectenwerkgroep De leden van de insecten werkgroep deden in 2000 weer inventarisatie- en promotiewerk voor vlinders, libellen en meikevers. Voor de uitgave van een nieuwe landelijke vlinderatlas en de uit gave van een provinciale vlinderatlas werden yeel blinde km-blokken onderzocht vooral in West Zeeuws Vlaanderen. Het gebied "de Wilde (anden" bij Heikant en de zeedijk tussen Wals oorden en Saeftinge werden goed onderzocht. Regelmatig bestede de regionale pers aandacht aan waarnemingen van de insectenwerkgroep, pok in het verenigingsblad stonden regelmatig artikelen van de insecten werkgroep. Dit jaar werd er veel aandacht geschonken aan de libellen. Vooral de waarnemingen van de venwitsnuitlibel te Axel, de glassnijder te Axel en St. Jansteen en de op vier plaatsen aangetroffen bruine winterjuffer waren leuke verrassingen. In de waterwin- gebieden van Delta Nuts werden een groot aantal vuurlibellen en plasrombouten waargenomen en de zwervende pantserjuffers en geelvlekheidelibellen waren er massaal aan wezig. Wat de vlinders betreft hebben we speciale aan dacht geschonken aan de regionaal zeldzame en/of bedreigde soorten. Minder kritisch is de situatie voor het hooibeestje, waarvan een nieu we populatie (max. 254 vlinders) op de Gasdam in Saeftinge werd ontdekt. Het oranjetipje werd in een groter aantal km-blokken waargenomen dan in 1999. Vooral in tuinen met judaspenning en damastbloem werden er vlinders gezien en eitjes en rupsen gevonden. De koninginnepage liet zich meer keren bewon deren, vooral langs de dijk van de Westerschel- de, o.a. 13 vlinders op 18 augustus. S.O.S.- meldingen van rupsen op peeloof werden met zorg behandeld. De "ongewenste" rupsen wer den opgekweekt en na verpopping werden de vlinders weer vrijgelaten. Uitzonderlijk blijft de waarneming van de kleine parelmoervlinder te St. Jansteen en van de keizersmantel te Hulst, al hoewel er vorig jaar ook één keizersmantel werd gezien in de Braakman. De zeldzame gro te vos en de heivlinder werden dit jaar weer niet gezien. Een slecht jaar was het voor het groot dikkopje en de citroenvlinder en een matig jaar voor het bruin blauwtje. Voor de eikepage, het landkaart je, de argusvlinder en het koevinkje was het een gunstig jaar. Van het koevinkje werden een paar nieuwe, vrij grote populaties, ontdekt. Het me taalvlindertje was in de omgeving van Absdale (max. 31 vlinders) goed present en bij het slui- zencomplex van Terneuzen telden werkgroep leden maar liefst 546 vijfstippige sint jansvlin ders (Zygaena trifolii). Toch zijn en blijven dit unieke, maar kwetsbare populaties. Voor andere algemene vlindersoorten was 2000 een redelijk jaar. Voor een aantal trekvlindersoorten was 2000 - een vrij gunstig jaar. De distelvlinder en de ata lanta waren in redelijke aantallen aanwezig. De kolibripijlstaart werd regelmatig gezien en No- mophilla noctuella was, zij het maar kort, talrijk aanwezig. De oranje luzernevlinder werd vanaf juli en vooral in september en oktober (22 vlin ders op 7 oktober) langs de dijk van de Wester- schelde relatief veel gezien. Windepijlstaart 12 vlinders en 2 rupsen) en doodshoofdvlinder (1 dood exemplaar te Nieuwvliet) werden weinig gesignaleerd. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2001 | | pagina 9