M (ook wel Witgerande tuinslak) is deze rand wit. Deze laatste hoopte ik ook tegen te komen, maar is helaas niet aangetroffen. Nog een algemene soort is de Segrijnslak. Wat de bouw van het huisje betreft lijkt deze op die van de tuinslak. De schelp is geelbruin van kleur en heeft vlekken. Als je met je nagel over het huisje gaat voel je dat deze ribbelig is. Een leuke soort, die ik nog nooit eerder gezien had is de Behaarde slak. Het zijn over het al gemeen niet al te grote slakken. Ze lijken niet bijzonder door hun onopvallende bruine kleur. Maar als je de slak goed van dichtbij bekijkt zie je waarom deze zo genoemd is: het huisje is behaard. Lege huisjes van deze slak zijn echter kaal. Aan de littekens kun je toch nog zien dat er haartjes op gestaan hebben. Waarom deze slak haren heeft is mij niet bekend.Een klein maar algemeen slakje is het Boerenknoopje. Het huisje is heel breed en plat gewonden en kan maximaal 7 mm breed worden. Boeren- knoopjes herken je meteen. Ze hebben dikke ribbels, die afwisselend roodbruin en lichtbruin gekleurd zijn. Het zijn net de knoopjes van een klederdracht van vroeger. De Gewone barnsteenslak heeft een huisje dat meer hoog is als breed net als de Grote re genslak, maar dan minder smal en met veel minder windingen (meestal 3). De mondope ning is groter dan de helft van de totale hoogte van het huisje. De kleinste aangetroffen slak is de Glanzende agaathoren. Een grote naam voor een slakje van op zijn grootst 6 mm. Ook deze soort heeft een huisje dat hoger is dan breed. Het heeft maar enkele windingen en een afgeronde top. Tussen al die grotere soorten valt het haast niet op. Een van de moeilijker op naam te brengen soorten zijn de Glansslakken. Van deze groep trof ik de Donkere en de Bruine glansslak aan. Beide soorten hebben en vrij plat glanzend huisje. De Donkere glansslak is de kleinste van de twee en heeft een ronde mondopening. De schelp is bijna zwart en heeft streepjes. De Bruine glansslak lijkt sterk op de Donkere, maar is wat lichter van kleur en heeft geen ronde ope ning. De laatst gevonden soort met een huisje is de Gewone glasslak. Zoals de naam doet ver moeden is het huisje glasachtig, doorzichtig en heel breekbaar. Het is een kleine soort (max. 6 mm), vrij plat met een grote laatste winding en een grote mondopening. Naast al deze huisjesslakken ving ik ook nog twee soorten naaktslakken: de Bruine en de Grauwe wegslak. Beiden genoemd naar hun kleur, hoewel de Bruine wegslak ook oranje kan zijn. Naaktslakken zijn in tegenstelling tot ande re slakken geen echte vegetariërs, maar meer alleseters. Ik had nooit gedacht zoveel soorten en zulke grote aantallen slakken aan te treffen. Het voch tige weer zou daar een rol bij gespeeld kunnen hebben. Aan de hand van de gegevens kan van de meeste soorten slakken ongeveer aangege ven worden of ze een voorkeur hebben voor een bepaalde plaats langs de dijkhelling. Slakken houden van vocht, maar volgens het onder zoekje houden niet alle soorten van een even vochtige omgeving. De Glanzende agaathoren en de Gewone Glas slak bevonden zich alleen in de bovenste rij pot ten. Van de Bruine glansslak en de Grote re genslak zaten de meeste exemplaren ook in de potten bovenaan de dijk. Deze slakken hebben blijkbaar een voorkeur voor een niet al te natte omgeving. Het meest vochtig was het onderaan de dijk. In de hier opgestelde potten zaten de Gewone barnsteenslak, beide soorten naakt slakken en de meeste exemplaren van de Don kere glansslak. In bijna elke pot zaten het Boe renknoopje, de Segrijnslak en de Gewone tuin slak. Zij lijken niet zo'n duidelijke voorkeur te hebben als de andere slakken. Literatuur: -Devriese, R. en Warmoes, T., Land- en zoet- watermollusken van de Benelux, uitgave van de JNM, Gent, 1985; -Brouwer, W. H., Landslakken determinatie boekje, uitgave van de RUU. Utrecht; 1982; -Kerney, M. P. en Cameron, R. A. D., Elseviers Slakkengids, Elsevier Amsterdam, 1980. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2000 | | pagina 17