een grote rol. ook binnendijks. Behoud of ver
sterking van zilte of brakke invloed kan deze
soorten positief beïnvloeden.
Voedselarme wateren: Ondergedoken moe-
rasscherm. Vlottende bies, Oeverkruid, Drijven
de waterweegbree.
De waterkwaliteit speelt hier de overheersende
rol. Aangezien het hier om soorten gaat welke
zout-mijdend zijn, komen ze alleen maar voor in
het zoete grensgebied.
Vochtige, bemeste graslanden: Bevertjes,
Kamgras, Veldgerst. Beemdkroon, Kattendoorn,
Klavervreter, Knopig doornzaad, Goudhaver.
Deze planten groeien veelal op bloemrijke dijk
hellingen maar gaan door overbemesting sterk
achteruit. Ook het gebruik van herbiciden en het
scheuren van graslanden speelt een grote rol.
Herstel is mogelijk via een aange- ET1.HlfH
past graslandbeheer zonder mest-
gift.
Droge, neutrale graslanden:
Geelhartje, Grote tijm, Onderaard
se klaver.
Lage vegetaties op zandige bo
dem welke te kampen hebben met
een afname in dynamiek en toege
nomen vermesting. Herstel is mo
gelijk door toename dynamiek
(bijv. zandverstuiving op kleine
schaal) en extensief graslandbe
heer zonder mestgift.
Kalkgraslanden: Hondskruid,
Mantelanjer. Ruige weegbree.
Kalkrijke, laagproductieve graslan
den, eventueel op hellingen. Bij het behoud van
deze soorten staat opnieuw het terugdringen
van bemesting centraal. Daarnaast zijn open
plekjes in de grasmat essentieel voor de kie
ming van het zaad.
Kalkmoerassen: Vleeskleurige orchis, Moeras-
wespenorchis, Parnassia.
Deze vegetaties staan onder invloed van gebuf
ferd (kalkrijk) grondwater. Verandering in kwan
titeit en kwaliteit hiervan speelt de soorten par
ten. Via allerlei extra ingrepen in de hydrologie
en een zorgvuldig beheer is het mogelijk de
laatste restanten te behouden.
Blauwgraslanden: Gevlekte orchis, Brede or
chis, Kleine valeriaan.
Ontwikkeling van blauwgraslanden kost zeker
enkele decennia. Het verhogen van de grond
waterstand, instellen van verschralingbeheer en
aanvullend plaggen zijn dan ook maatregelen
voor het herstel die pas op lange termijn hun
effect zullen hebben.
Droge heiden: Stijve ogentroost, Kleine rate
laar.
Verzuring en vermesting leiden tot een toename
van vergrassing welke kan worden tegengegaai
via begrazing en afplaggen.
Kalkrijke zomen: Gewone agrimonie,
Moeslook, Ruige anjer.
Veel struwelen zijn verdwenen of in kwaliteit
verminderd onder invloed van het overmatig ge
bruik van bestrijdingsmiddelen en mest. Het
herstel van overgangszones tussen grasland en
bos/struweel zijn van belang voor deze zoom-
vegetaties.
*Meijden, Ruud van der, Baudewijn Odé, Kees
Groen, Flip Witte Dick Bal, 2000. Bedreigde
en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basis
rapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorte-
ria 26 (2000), pag. 85-208.
Conclusie
Het percentage plantensoorten dat
op de Rode-Lijst staat en dus in
voortbestaan kwetsbaar of bedreigd
Vs*" is, is hoog. Voor Oost-Zeeuws-
Vlaanderen zijn met name soorten
van zilte groeiplaatsen en dijkhellin
gen van groot belang. Meest be
dreigde plantensoort is de Mante
lanjer. Internationaal gezien staan
Kruipend moerasscherm en Drij
vende waterweegbree hoog op de
agenda. Voor wat betreft deze laat
E""""ste soort zijn op korte termijn her-
Kruipendmoerasscherm ste|maatregelen nodig in de omge
ving van Clinge waarbij verschillen
de andere soorten van het zogenaamde Vlaams
district direct kunnen meeprofiteren. Ondertus
sen is voor het natuurbeheer een heel nieuv
pakket aan subsidiemaatregelen uitgewerkt, he
zogenaamde Programma Beheer. Hierin wor
den doelsoorten met name genoemd. De toege
nomen kennis over het voorkomen van wilde
planten in ons land kan belangrijk zijn bij de
keuzes voor beheersvormen of bij de inrichting
van natuurontwikkelingsgebieden.