turn is bij nachtdieren de oorzaak van de oplich tende ogen in de koplampen van een auto. 3. Speldenprikken, spleten en zonnebrillen Om te voorkomen dat de gezichtspigmenten verbleken terwijl de eigenaar zich in de zon ligt te koesteren of overdag voor een rover voor zijn leven moet rennen, is het noodzakelijk om de gevoelige ogen tegen het zonlicht te bescher men. De meeste dieren kunnen hun pupillen sa mentrekken, sommige tot speldeprikke-grootte, sommige tot een spleet. Alle vogels hebben ronde pupillen, ongeacht of het nacht- of dagvogels zijn; zij hebben echter een vorm van beveiliging, die zij niet met ande re dieren delen. Het knipvlies, of derde ooglid, kan bij elk van de ogen vanaf de neuskant over het oog worden getrokken. Bij fel licht fungeert het als een filter op vrijwel dezelfde wijze als een zonnebril. die zij kunnen verdraaien om geluiden te lokali seren. Het vermogen om richting te bepalen is zelfs nog belangrijker voor roofdieren. Oren in de nacht Wanneer het gezichtsvermogen niet voldoende is om een dier een volledig beeld van zijn om geving te geven, moet het zich verlaten op in formatie van andere zintuigen. Voor veel nacht dieren -zowel voor jager als prooi- is het ge hoor het voornaamste zintuig. Op enkele uitzon deringen na hebben nachtdieren geen gespecia liseerde gehoororganen, maar alleen een scher per gehoor en een snellere reactie op de verkre gen informatie. 1. Luisteren naar gevaar Het belang van geluiden voor konijnen - prooidieren bij uitstek- wordt geïllustreerd door een oude weersvoorspelling van het platteland: overdag etende konijnen betekent nat weer. Wanneer konijnen 's nachts eten vertrouwen zij op hun gehoor, dat hen voor naderende roofdie ren waarschuwt; bij zware regenval kunnen ze geen waarschuwende geluiden horen. Bij nat weer blijven zij 's nachts onder de grond en ko men voor voedsel alleen naar boven als het daglicht hen in staat stelt om zicht te hebben op eventueel gevaar. Een prooidier moet niet alleen in staat zijn om geluiden waar te nemen, maar ook om hun bron te lokaliseren. Voor dat doel hebben her ten, konijnen, en een groot aantal andere prooi dieren dan ook grote, beweeglijke oorschelpen, De asymmetrisch geplaatste ooropeningen van de rans uil voor het opsporen van de geluidsbron. De oorpluimen hebben geen functie bij het horen. 2. Geluiden lokaliseren De echte experts bij het vaststellen van richting door geluid zijn uilen en vleermuizen. Uilen zijn beroemd om hun geluidloze vlucht. Hun vleugels en lichaam zijn bekleed met zach te veren, die niet alleen het vlieggeluid van de uil doden, zodat de prooi hem niet hoort aanko men, maar stellen de uil bovendien in staat om de bewegingen van zijn prooi beter te kunnen horen. De mogelijkheid om een bepaalde richting vast te stellen ontleent de uil aan zijn gespeciali seerd vermogen om -net als de mens- stereo- fonisch te horen. Bij het lokaliseren van gelui den in horizontaal vlak en daarbij bepalen of de ze van links, van rechts of uit het midden ko men, is de uil net zo goed als de mens. Hij munt echter uit waar de mens faalt, namelijk bij het bepalen van de hoek van een geluid, dus de plaats in het verticale vlak. Hij kan dit doen door de asymmetrische plaatsing van zijn oren. Meestal staat het rechteroor van de uil iets naar boven en het linkeroor onder een zelfde hoek naar beneden gericht. In het verticale vlak rea- 24

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2000 | | pagina 30