4 - IJsduiker in Braakmanhaven Door: Wannes Castelijns. Wij (en met wij bedoel ik Jaap, Henk en ik) spraken op een dag, dat het mooi weer was, af de volgende dag (18 november 1998) te gaan kijken naar een duiker in de Braakman haven die Henk daar had gezien en waarvan hij dacht dat het een IJsduiker was. Toen we na een bakje koffie bij Jaap vertrokken,was het nog lekker weer, maar toen we ter plaatse aankwamen en eenmaal goed en wel over de dijk waren, begon het te regenen en werd het ijzigkoud. Dat zat dus goed. We kon den de duiker eerst niet vinden. Onder het motto 'een echte vogelaar is niet voor een gat te vangen' liepen we alsmaar verder. Eindelijk daar was hij, zeer ver weg en ja hoor, hij was ook al weer onder. We wisten nog niet welke duiker het precies was, maar gezien zijn snavel moest het een Parel- of IJsduiker zijn. We hoopten even dat hij bang zou zijn nat te regenen en onder de dijk zou komen schuilen, maar dat was niet het geval. Hij was ver weg en voortdurend onder water en daardoor moeilijk te vinden. We liepen alsmaar verder. Toen we hem dan eindelijk voldoende dichtbij hadden, konden we duidelijk zien dat het een IJsduiker was. Dat was te zien aan zijn hoekige kop, zijn donker lichaam dat plat op het water lag met op zijn rug lichte streepjes, zijn nek die van voren wit was met een smalle onduidelijke band die naar de hals toe breder werd. Daar werd de band zwart met net er boven een witte wig die naar achter liep. Hij kwam alsmaar dichterbij. Dat ging met een behoorlijke snel heid. Het zijn dus goede zwemmers. We konden zien dat de snavel vooral licht van kleur was. De bovenkant was donker. De kleur van de snavel en de gestreepte rug wezen op een onvolwassen vogel. Ten opzichte van een Fuut had hij een veel langer achterlijf en een kortere bredere nek. We konden zien dat het geen Parelduiker was omdat op het achterlijf geen witte vlek boven de poten te zien was. Intussen kwam hij alsmaar dichterbij. Hij zwom zelfs langs ons en zwom recht naar de plek waar we vandaan kwamen. Dus wij er achteraan. Toen we eenmaal waren waar we al eerder hadden gestaan, zagen we hem vrij dichtbij boven komen. We gingen er nog dichter naar toe, tot we hem bij wijze van spreken konden voeren. Maar dit was al niet meer nodig want hij kwam al boven met krabfilé. Het was dus een echte lekkerbek. Aan de kleur en grootte te zien waren het Strandkrabben. We hebben hem daar zo'n vijf keer mee boven zien komen. Toen we later de literatuur er op na sloegen, bleek dat IJsduikers voornamelijk vis eten maar ook wel krab en andere zeedieren. We hebben tien keer de tijd dat de vogel onder water was gemeten. Hij was gemiddeld 32 seconden onder en kwam sneller boven als hij wat gevangen had. Hij bleef maximaal 48 seconden onder water naar voedsel zoeken. En ook weer vol gens de literatuur, kan hij maximaal één minuut onder water blijven. De plek waar hij de krabben ving was drie tot vier meter diep. Waar we de vogel ontdekten, was het veel dieper. Dat weten we omdat er zeeschepen kunnen varen. Ook daar dook hij naar voedsel. De waarnemingen deden we ieder door onze eigen telescoop. De grootste en dikste telescoop was van de stevigste onder ons: Jaap dus en ik had als jongste de kleinste. Jaap was zo goed ook mij door zijn telescoop te laten kijken. Het was inmiddels helder geworden. Het rozige van de schemering weerspiegelde op de hals van de llsduiker. Onze magen begonnen te rammelen. We namen afscheid van de inmiddels roze IJs duiker en gingen huiswaarts. Het was dus een geslaagde zoektocht geworden. Voor mij was het een nieuwe soort en voor Jaap en Henk was het meer dan tien jaar geleden dat ze in Zeeuws-Vlaanderen nog een IJsduiker gezien hadden.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1999 | | pagina 20