story uit de veldornithologie - een verhaal zoals er reeds veel geschreven zijn - maar toch met verrassende wendingen. Want tijdens het op zoeken van wat (vergelijkings)materiaal bots je op vreemde dingen Dit artikel gaat dus in feite niet enkel over het determineren van het Klein Waterhoen maar ook over wat er alle- n aal kan komen kijken bij een leuke waarne ming. aven in het verleden het waarnemingenarchief van Canisvliet haal ik een vermelding van het Klein Waterhoen op Canisvliet door Johan van den Steen. Ik ci teer hem letterlijk "Werd vroeger regelmatig bij Sas van Gent (Canisvliet) waargenomen (R. Verheyen 1948 - Blz. 248)" Pogingen om deze bron (R. Verheyen 1948 - Blz i48) te achterhalen zijn slechts gedeeltelijk ge- kt. Boeiend is dat je Nederlandse gegevens in elgische bronnen moet zoeken. Maar dat heeft maken met het feit dat Zeeuws-Vlaanderen lange tijd zo'n beetje het privé jachtterrein was an Belgische ornithologen tot een stuk na de eede wereldoorlog. Veel van die bekende or- ihologen waren toen trouwens ook jagers. de algemene bibliografielijst in de Atlas van de Belgische broedvogels (Devillers et al. 1988) nden we Verheyen R. 1941-1957 Les Oiseaux Je Belgique (huit volumes).Bruxelles Patrimoine de l'lnstitut Royal des Sciences Naturelles de Belgique. Het gaat hier wel degelijk om René Verheyen Erelaboratorium-Directeur aan het oninklijk Belgisch Instituut voor Natuurweten schappen (KBIN) te Brussel, overleden in 1961 en die heel wat ornithologische publikaties over e vogels van België op zijn palmares heeft. Het Vermogen van het KBIN gaf in de jaren eertig en vijftig (men sprak in 1948 nog van et Musée royal) heel wat degelijke en toch goedkope werken uit; ook over insekten, amfi- ieën, zoogdieren, etc. Het waren zowel neder- landstalige als franstalige titels die elk verschil lende herdrukken en bijwerkingen omvatten. Noch bij de nederlandstalige, noch bij de frans- talige ornithologische werken vond ik een serie van 8 delen, maar wel een serie van zeven zich situerend tussen 1943 en 1957. Met al die her- verkingen en bijgewerkte herdrukken gaat het vrijwel zeker om de bedoelde achtdelige serie van 1941-1957 van de hand van R.Verheyen. In R.Verheyen (1948) lezen we dan (ik bezit een franstalige uitgave) op blz. 305 Belgique. - Aucune donneé ne permet de consi- dérer cette espèce comme nichant en Belgique. Aurait jadis été observée régulièrement prés de Sas-van-Gent (Lippens).(het vetgezet is van mij afkomstig) Er waren dus geen bewijzen dat de soort in Bel gië zou broeden, maar ze zou eertijds regelma tig waargenomen zijn nabij Sas van Gent. Het is zeer waarschijnlijk dat dit de bron is waarnaar Johan van den Steen verwijst. Johan heeft trouwens diverse malen het KBIN in Brus sel bezocht en er allicht deze bron geconsul teerd. Hij was trouwens in het bezit van meer dere delen van de serie van Verheyen. Dit noopt ons tot drie opmerkingen de vermelding jadis régulièrement eer tijds regelmatig". Dit wijst op meerdere waarnemingen vóór 1948 prés de Sas-de-Gand bij Sas van Gent. Canisvliet is Nederlands grondgebied. Ver wijzen naar een site op Nederlands grond gebied onder de kop 'Belgique' is op zijn minst merkwaardig. Was de grensscheiding niet zo duidelijk eertijds of kenden de au teurs ze zelf niet of was het voor hen van minder belang. Welk gebied bedoelde men? De toevoeging (Canisvliet) is vermoedelijk van Johan van den Steen afkomstig. Het is me onbekend wat hem daartoe heeft bewo gen. Johan was geen man die zoiets zou doen zonder er gegronde reden voor te heb ben. Hij moet ergens een bevestiging heb ben gekregen of gevonden dat het wel dege lijk om Canisvliet ging. Verheyen verwijst op zijn beurt naar Lippens. Een verwijzing zonder meer is niet gebruikelijk voor een wetenschapper. Het lijkt er op dat het eerder een persoonlijke mededeling betrof. In hoeverre zulks door Verheyen werd nagetrok ken is onbekend. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1999 | | pagina 23