zoek, aantallen, trends en voedsel van Grauwe
ganzen van Het Verdronken Land van Saefting-
he.
Broedvogels
In 1991 broedden in Saeftinghe acht soorten die
toen voorkwamen op de Nederlandse rode Lijst:
Grauwe gans, Bruine kiekendief. Kluut, Ture
luur, Blauwborst, Snor, Rietzanger en Braad-
mannetje. De snor is de enige soort die in 1997
niet meer als broedvogel werd vastgesteld. In
1996 was deze soort voor het laatst (op het Ne
derlandse deel van het Schor Ouden Doel) aan
wezig. Sinds 1991 zijn enkele soorten landelijk
flink toegenomen en daarom van de rode lijst
afgevoerd: Grauwe gans, Bruine kiekendief en
Blauwborst. Ze staan overigens nog wel op de
blauwe lijst waarop voor Nederland karakteris
tieke soorten. Nieuw toegevoegd aan de Rode
lijst en in Saeftinghe broedend, zijn Patrijs,
Strandplevier, Grutto, Visdief en Grauwe gors
(Osieck Hustings 1994).
Voor vier soorten van de rode lijst is Saeftinghe
van nationaal belang: er broedt meer dan één
procent van de Nederlandse populatie. Het gaat
om Kluut, Visdief, Tureluur en Grauwe gors.
Andere soorten waarvan meer dan 1% van de
Nederlandse populatie in Saeftinghe broedt zijn:
Grauwe gans, Bruine kiekendief. Zwartkop
meeuw, Zilvermeeuw en Blauwborst.
Bij enkele soorten zoals Bruine kiekendief, Wa
terral en Baardmannetje waren al in en vroeg
stadium gevolgen zichtbaar die konden worden
toegeschreven aan het gewijzigde begrazingbe-
heer. Hiertoe zijn ook enkele inventarisaties ver
richt (Castelijns Maebe 1997). Voor andere
soorten was dat niet het geval. Uit het onder
zoek van 1997 is gebleken dat er behoorlijke
verschillen in dichtheid bestaan tussen het wes
ten en oosten van Saeftinghe, ofwel het nauwe
lijks of onbeweide deel en het extensief of lokaal
meer intensief beweide deel. Het gaat om Wilde
eend, Tureluur, Kievit, Graspieper, Gele kwi
staart en Rietgors. Het is daarom van belang
een aanvaardbaar compromis te vinden tussen
begrazen en de natuur haar gang te laten gaai
Door de voortschrijdende ophoging van het
schor, zijn de laatste twintig jaar de broedvoge -
aantallen van Zilvermeeuw, Krakeend, Kuit-
eend, Blauwborst en Kleine Karekiet toegenc-
men, zonder overigens dat de traditioneel voo
komende soorten zoals Kluut, Scholekster, Tl
reluur, Graspieper en Rietgors in aantallen zijn
afgenomen. De meeste van deze soorten zijn in
de jaren negentig zelfs nog wat toegenomer
De Kokmeeuw vormt daarop een uitzondering
en over langere periode beschouwd de Kluut
eveneens. De Kokmeeuw neemt overal in Eurc
pa sterk af en de Kluut heeft waarschijnlijk an
dere betere broedgebieden ontdekt. Wel zijn ei
als gevolg van de gewijzigde begrazing, vei
schuivingen binnen het gebied opgetreden. He:
zwaartepunt van de verspreiding van Wilde
eend, Waterral, Blauwborst, Rietzanger en Riet
gors is van het oosten naar het westen gegaan
Het belang van Saeftinghe als broedgebied voo
vogels is in de loop der jaren alleen maar groter
geworden. Interessant is de goed waarneem ba
re, geleidelijke toename in diversiteit van de
broedvogelpopulatie, dus van soortenarm naa
meer soortenrijk. Merkwaardigerwijs nemen de
aantallen per soort daarbij niet of nauwelijks af
hetgeen een gevolg is van de nog steeds voort
schrijdende ophoging van het gebied, verande
ringen in het beheer en veranderende externe
invloeden zoals het verplaatsen van de lozings
punten van baggerspecie en vooral de verbete-