DE STELTKLUUT Pagina 16 hij vrij goed te zien. Maar we wilden meer en besloten te wachten tot het water was gezakt en er zandbanken vrij zouden komen. Dat duurde langer dan was voorzien. We hadden alle tijd om in onze gedachten van het beneden de zeedijk gelegen huis, "Café bij de Zeehonden" te maken. We zaten er enige tijd toen de man des huizes met een stoel het speciaal voor hem aangelegde dijktrapje opkwam en boven op de dijk ging zitten. Volgens hem was hij daartoe gedwongen, omdat het waterschap bij de dijkverhoging geen raam in de dijk wilde maken. Een trapje dat kon er wel af en daar was hij uiteindelijk dik tevreden mee. Hij vertelde ons dat hij onlangs nog acht Zeehonden op de zandbanken had zien liggen. Samen met hem werd er gefilosofeerd over de toename van het aantal Zeehonden (er zijn er tot 17 geteld!) en waarom ze het juist in de Westerschelde niet eens zo slecht doen. Zonder onderzoek meenden we vast te kunnen stellen dat de Zeehonden vanwege de rust en een verbeterde waterkwaliteit zich ter plaatse hebben kunnen vestigen. De argumenten die onze gastheer (hij was het nog niet, maar zou het snel worden) aanvoerden: er groeien sinds enkele jaren ook weer klakkers op de stenen aan de voet van de zeedijk en varen tussen de zandbanken is zelfs voor jachtjes haast niet te doen. Het water wilde maar niet zakken, dus was er voldoende tijd om even naar de planten en vogels te kijken. Langs de zeedijk stond volop Lamsoor (niet de eetbare maar de echte) kennelijk is het water er zouter dan bij het tegenover gelegen Schor van Kruispolder/Paal. Daar groeit alleen de eetbare die eigenlijk Zeeaster heet en minder goed tegen zout kan. Inmiddels was de excursie volgens schema eigenlijk al ten einde. We bespraken wat we zouden doen, met de boot van zes uur en het bij één duidelijke en één onduidelijke Zeehond laten of terug met de boot van zeven, misschien zelfs wel acht uur maar waarschijnlijk meer Zeehonden. Drie mensen besloten te vertrekken. Gelukkig hoefden de excursieleiders niet mee. De gedachten aan "Café bij de Zeehonden" waren weggeëbd, het water niet, toen onze gastheer vroeg "willen jullie misschien koffie, mijn vrouw heeft er al gezet". Even later zaten we bij hen in de tuin koffie te drinken. Man en vrouw wisten te vertellen dat ze wel vaker fietsers onder de dijk tegen elkaar hoorden zeggen dat het maar raar was dat er nergens een café was. Nou, wat ons betreft hoeft het niet, er gaat niets boven Zuid-Bevelandse gastvrijheid. Na de koffie, het was inmiddels zeven uur, zagen we dan toch nog vier of vijf Zeehonden bijeen op een zandbank. In 35 minuten 13 km tegenwind naar de boot was krap, een uur wachten vervelend. Dus kozen we voor het eerste. Net op tijd en dus doodmoe, en vanwege de gastvrijheid en de Zeehonden voldaan, voeren we richting Zeeuwsch-Vlaanderen. Op de boot werden nog sterke verhalen over fietsende oudjes verteld. Dat kon niet over een van de deelnemers aan de excursie gaan, de oudste waren nog net geen 65 en fietsten met forse tegenwind nog meer dan 20 km/uur gemiddeld.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1997 | | pagina 18