DE STELTKLUUT Biotoop en verspreiding Pagina 10 Het betreft hier een nieuw gegraven, pas enkele maanden oude sloot. De diepte is van ongeveer 2 meter tot 1 meter onder het maaiveld. De waterdiepte was gering, gemiddeld zo'n 10 cm. Doorstroming van het water was op 11-8 zeer langzaam, in oostelijke richting. Op 13-8 was er, kennelijk door de aanhoudende droogte, geen doorstroming meer en begon het zakken van het waterpeil en het steeds verder droogvallen van delen van de sloot. Op 18-8 en 20-8 was er nog minder water, zo'n 30 procent van de sloot stond helemaal droog. Door de nieuwe regens was er op 6-9 weer meer water en opnieuw langzame doorstroming. Op 13-9 wederom indrogend. Op verschillende plaatsen was er steeds wat algendrap, verder was het water helder met op 11-8 hier en daar een klein beetje schuimvorming. De zanderige bodem was over grote delen wat roestkleurig. Het zoutgehalte werd op 14-9 door Alex De Smet (Waterschap Drie Ambachten, waarvoor dank) gemeten. Het blijkt hier om geheel zoet oppervlaktewater te gaan. De geringe doorstroomsnelheid, die soms zelfs helemaal stilviel en het zeer lage zoutgehalte geven aanleiding te veronderstellen dat de kweldruk gering of afwezig is. Langs de randen van het water was er een slikrandje van zo'n 30 cm breedte, waar vrijwel geen plantengroei aanwezig was. In het water en langs de randen ervan waren erg veel Ovale poelslakken (Lymnaea peregra, forma ovata) aanwezig. Op het water bevonden er zich veel Schaatsrijders (Gems thoracicus). Er zwommen veel jonge Tiendoomige stekelbaarzen en af en toe werd een Bruine kikker gezien. Langs de sloottaluds werden de volgende libellen soorten aangetroffen: Lantaarntje, Paardenbijter, Bloedrode heidelibel, Steenrode heidelibel, en Zwarte heidelibel. De enige vogel die frequent in de sloot aanwezig was, was een Witte kwikstaart, die steeds langs de oevers foerageerde. In het water en direct er langs werden in betrekkelijk geringe dichtheden de volgende planten aangetroffen: Klein kroos, Blaartrekkende boterbloem, Greppelrus, Fioringras, Harig wilgen- roosje, Perzikkruid, kranswier (Chara spec.) Rode waterereprijs, Slanke waterkers en kiemplantjes van Liesgras. Het aangetroffen biotoop komt overeen met wat er in de literatuur over deze soort wordt vermeld. Zo Vermelden Geijskes en Van Tol (*1): "Soort van meso- en eutrofe milieu's, zowel in sterk veriande gedeelten langs de rand van meren, als ook in vrijwel onbegroeide langzaam stromende wateren met kale bodems." En ook: De soort werd in Magdenburg o.m. massaal in slootsystemen met langzaam stromend water gevonden (waterdiepte tot 150 cm., slechts schaarse begroeiing). In een vergelijkbaar milieu werd de soort onlangs in Noord-Brabant aangetroffen, echter bij een geringere waterdiepte". Ook andere bronnen verwijzen naar dit soort biotoop. Zoals in Verspreidingsgegevens van de Nederlandse Libellen, 1995 (*2): "Sinds 1982 uit Zuidoost-Nederland bekend. Sinds kort eerste zekere voortplanting waargenomen. De bandheidelibel kan zich wellicht voortplanten in kleine watertjes zoals (door kwel gevoede) slootjes langs spoorlijnen. In een dergelijk biotoop is de soort enige jaren achtereen bij Weert gezien." De Knijf en Anselin, 1996, Een gedocumenteerde Rode lijst van de libellen van Vlaanderen (*3): "Verspreiding in Vlaanderen: Beperkt tot het Oosten van de Provincie Antwerpen en tot enkele vindplaatsen in Noord Limburg. Ecologie, Leefgebied: bij voorkeur langzaam stromende beken en afwateringsgrachten tot 3 meter breed en 30 cm. diep maar ook langs kleine waterplassen. Beide habitaten worden gekenmerkt door gedeeltelijk droogvallende oevers, ondiep water dat snel kan opwarmen, het ontbreken van bomen in de directe omgeving en een matig hoge en dichte vegetatie. In de

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1997 | | pagina 12