RELATIEF VEEL WAARNEMINGEN VAN
DE ORANJE LUZERNEVLINDER (Colias crocea)
SN OOST ZEEUWS VLAANDEREN IN 1996
verslag van Joop de Bakker en Eddy Taelman
INLEIDING
De naam van de vlinder kan zowel slaan op de plaats waar de vlinders vaak
aangetroffen worden, de luzerne-akkers, als op de voedselplant van de rupsen.
De toevoeging oranje slaat op de grondkleur van de vleugels, die prachtig
oranje-geel is en waartegen de brede zwarte achterrand scherp afsteekt. Bij het
wijfje is deze donkere band licht gevlekt.
Colias crocea (m.)
Colias crocea (vr.
Maar men moet met de kleur toch goed oppassen, want sommige vrouwtjes zijn geel
van kleur (forma helice) en ze lijken dan zeer sterk op de Gele luzernevlinder.
Bovendien rusten de luzernevlinders nimmer met geopende vleugels en zijn ze
voortdurend op zoek naar plaatsen waar een nieuw vegetatieseizoen aanbreekt.
TREKVLINDER
Oranje luzernevlinders zijn trekvlinders die grote afstanden kunnen afleggen en die in
Nederland gewoonlijk verspreid en schaars worden waargenomen. Opvallend talrijk
waren ze in de zomers van 1947, 1958 en 1967 met resp. ca 4000, 2000 en 3000ex.
De vlinders worden waargenomen tot in Ierland, Schotland en Midden Zweden. In
mei en juni wordt de vlinder bij ons weinig gezien. Meestal komt hij pas in juli, vooral
in de tweede helft, maar augustus is de beste maand. Nakomelingen verschijnen in
september en soms nog in oktober.
HERKOMST
Het winterareaal is het subtropische Middellandse-Zeegebied van Portugal en Noord
Afrika tot Klein Azië, waar ze als langzaam groeiende rups overwinteren. De vlinder
kan zich slechts handhaven in het klimaat, waarin ook de olijf kan groeien.
ZEEUWS VLAANDEREN
In de periode 1986-1995 was de Oranje luzernevlinders vaker afwezig dan aanwezig.
De vlinder werd niet waargenomen in de jaren 1987, 1988, 1989, 1992, 1993 en
1995. Andere jaren werden er kleine aantallen gezien met als uitschieter 1994: