NESTVONDST VAN EEN BUIDELMEES, REMIZ PENDULINUS (Linnaeus, 1758) door George Sponselee Op 6 januari 1997 kwam Eddy Taelman aan de deur. Men had iets bij hem afgegeven. Hij had het nog niet eens helemaal uit het plastic draagtasje gehaald of ik had mijn oordeel al klaar; het nest van een buidelmees. Niet dat ik zoiets al ooit eerder gezien had, maar de beschrijvingen die je daar over leest zijn zo eenduidig, dat vergissen eigenlijk onmogelijk is als je er een te zien krijg. Pagina 7 Verwarring zou nog mogelijk zijn met een nest van een van de vele (Afrikaanse) weversoorten. Uit gevan genschap ontsnapte exemlaren komen hier wel eens tot nestbouw (een aantal jaren terug een textor- wever nabij het postkantoor in Hulst), maar er zijn enkele duidelijke ver schillen: -> de manier van bevestigen is anders; -» de manier van nestbouw is anders; -> het gebruikte nestmateriaal even eens. Het nest werd bij Eddy bezorgd door de heer De Poorter uit Vogelwaarde, die het op zaterdag 4 januari 1997 gevonden had nabij het Groot-Eiland. Hij had het aangetroffen aan 'de buitenkant' van de kreek, zoals hij het noemde, bij de buurtschap De Vijf hoek - de oostzijde van de kreek dus, nabij het landbouwloonbedrijf van de gebroeders Sikkelerus. Het nest hing aan het uiteinde van een dunne wilgentak boven het water. Omdat er in die periode ijs lag, was het nest bereikbaar. Er zijn foto's van gemaakt door Edy Bogaert uit Hulst en Ed Steijns te Kloosterzande en dia's door Joop Reijnders. Enkele zeer goede tekeningen vonden wij in het 'Handbuch der Vogel Mitteleuropas'. Band 13/11 van Urs N. Glutz von Blotzheim e.a. Wij zijn zo vrij die over te nemen, om onze eindconclusie te ondersteunen. Zie figuur 1. Typerend voor het nest van de buidelmees is dat het opgehangen wordt aan een gevorkt takje bij voorkeur van een wilg en liefst nabij of boven het water. De tak is (of moet) altijd erg soepel zijn. Het nest nabij het Groot-Eiland week daar niet van af. Het plantaardig materiaal dat de 'constructie' vormt en waarmee het is opgehangen, bestaat ons inziens uit de vezels van de brandnetel. Het 'opvulsel' daartussen wekte op het eerste gezicht de indruk schapenwol te zijn, maar een schroeiproef wees uit dat het plantaardig materiaal is. Waarschijnlijk zoals ook door Glutz genoemd wordt, vruchtpluis van de lisdodde, als is ook het vruchtpluis van populier of wilg niet uitgesloten. Glutz von Blotzheim zegt daarover: - Die Stabilitat von Nest und Auf- hangung wird vor allem durch Verwendung von Fasern vorjahriger Stengel des Wilden Hopfens Humulus lupulus und der Brennessel Urtical dopica erreicht. Weitere wichtige Materialien sind Samenwolle von Schilt (riet, Sp.) und Rohrkolben, Rindenfasern von Gehölzen besonders Weiden (wilgen, Sp.). aber auch Linden, Eichen, Zetterpappeln (ratelpopulier, Sp.) sowie ab

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1997 | | pagina 9