gaat men er aan denken en daarna probeert men op de een of andere wijze die wens uit te voeren. In het jaar 1964 ontdekte ik in een sloot kikkerdril, waarvan ik een beetje in een rondzwervend flesje meenam en (huis in de inmiddels nieuw gegraven vijver deponeerde. Of hiervan iets is terecht gekomen weet ik niet meer, maar in het najaar van 1964 kon ik tijdens het plukken van bramen net voor de Belgische grens 3 stuks aankomende Bruine kikkers uit het natte gras vangen en in een emmer evuld met gras, tegen het beschadi gen, meenemen en in de tuin loslaten. I ot mijn geluk bleven ze en in het volgende voorjaar kwamen er zo nog stuks volwassen exemplaren bij. In et aangrenzende natuurlijke biotoop, ongeveer 1,5 km in de omtrek, komen tot op heden nog Bruine kikkers voor. in het voorjaar daarop bleken er drie uks in een kleine vijver dichter bij de oning te paren, waarna er zo'n 3 ompen eieren werden afgezet. Waarschijnlijk waren er slechts 2 vrouwelijke onder de kikkers, maar het ndere jaar begonnen ze nog vroeger on lagen er weldra zo'n 7 tot 8 flinke dotten eieren, weer alleen in de vweekvijver. In de grote vijver, die een afmeting heeft van 10 bij 4 meter, kwamen de volwassen dieren wel jaarlijks paren, maar werden geen vieren afgezet. Het water was als :evolg van overdadige voedsel- aanvoer en vissen meer eutroof van samenstelling en het leek mij voor te omen als wilden zij van nature hierin ,een eieren afzetten. De populatie verd ook van nature aangevuld met een tweetal allochtonen, gezien de donkere vlekken, die mij onbekend oorkwamen. Mogelijk kwamen deze uit een van de nabije tuinen. leder jaar kwamen na de vorstperiode de Bruine kikkers als uit het niets weer te voorschijn en legden trouw hun eieren; zelfs lagen deze soms na terugval van de vorstperiode onder of in een ijslaagje. Dit deerde de legsels niet in het minst, zodat het aantal volwassen dieren na zo'n 19 jaar gemiddeld op ongeveer 30 stuks kwam. Omschrijving biotoop Om met succes amfibiën in Uw eigen tuin te kunnen houden, moet u wel een aantal punten in het oog houden. Allereerst moet men het gedrag van dergelijke dieren goed kennen en met name het trekgedrag. Als gevolg van deze soms minder goed voor u uitkomende trekdrang kan het voorkomen dat, als de lieden het in uw vijver ter grootte van een wasteil gauw gezien hebben, ze naar een naburige luxe waterplas trekken en dan hebt u het nakijken. Evenzo kan het u uiteraard ook overkomen dat er op een 'goede regendag' enkele exemplaren komen logeren. Het trekken doen ze namelijk bij vochtig of regenachtig weer en dit kunt u nabootsen met een tuinslang. Nadat de eieren zijn gelegd komt er een tijd van zo'n 4 tot 6 weken van terug getrokken leven, meest onder water. Het is dan net of ik de meeste exemplaren kwijt ben, maar na verloop van tijd komen ze de oever op om er net als de groene soortgenoot aan de kost te komen. Ze trekken bij regenachtig weer tamelijk ver van de verblijfplaats weg, maar vermoedelijk niet zo ver als de padden. De Groene kikker trekt niet ver weg om voedsel te zoeken; hij verblijft meer op de oever, meestal niet verder dan 30 tot 100 centimeter. Als de Groene kikker trekt, doet hij dat om te paren of om op zoek te gaan naar de oorsprong van Pagina 15

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1996 | | pagina 17